
Belangrijkste punten uit dit
artikel op een rij:
1
2
3
4
In de strijd om de schaarser wordende ruimte, verdwijnen vrijplaatsen en culturele broedplaatsen in razend tempo uit onze steden. Terwijl die plekken bij uitstek geschikt zijn voor experiment en burgerinitieven. Wie houdt de projectontwikkelaars tegen?
Elke maandagavond zetten de stadsnomaden van ADM-Noord in het Amsterdamse Het Groene Veld een eetcafé op. Bij de ingang staan kratten met afgedankt voedsel van online supermarkt Crisp. Qua houdbaarheidsdatum niet meer te verkopen, maar zeker nog een paar dagen goed te eten, en gratis mee te nemen voor bezoekers. Achter een balie, in een professioneel uitziende horecakeuken, werken vrijwilligers aan een driegangenmenu.Het café stroomt vol. Er staan tafeltjes voor twee en vier personen, en een lange stamtafel waar iedereen kan aanschuiven. Het bezoek is gemêleerd: excentriek uitziende types, mensen van diverse nationaliteiten, ouders met jonge kinderen.
‘Iedereen betaalt naar draagkracht’, zegt initiatiefnemer Branko van Broekhuizen. ‘We werken met een vrije donatie. Als je geen geld hebt, kun je “in tijd” betalen, door bijvoorbeeld twee uurtjes uien te snijden. “Twee uuro” noemen we dat.’ Naast de keuken zitten twee vrouwen met een stapel enveloppen. Ze willen duizenden zonnebloemen laten bloeien, en delen zaadjes uit. Een symbolische actie voor meer groen in Amsterdam.
De Amsterdamse Doe-het-zelfmaatschappij ontstond in 1997 met de kraak van de Amsterdamsche Droogdok Maatschappij (ADM). Begin 2019 moest ze plaatsmaken voor een nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein, maar ze kon verhuizen naar de deels vervuilde slibvelden van het voormalig rioolwaterzuiveringsbedrijf aan de rand van Amsterdam-Noord. ‘De gemeente maakte het terrein begaanbaar, verder hebben we – samen met de buurt – alles zelf aangelegd’, zegt Hay Schoolmeesters, een zestiger in een werkjas en een van de kartrekkers.
Inmiddels is het terrein omgetoverd tot een paradijs voor de vrije geest. Er is elektriciteit en internet. Busjes, schaftketen en pipowagens zijn omgebouwd tot woningen en werkruimten. Bij de ingang van Het Groene Veld hangt een auto in een paal. Een voormalige slibsilo is beschilderd met een enorme vleermuis. Voor de kinderen is er een zelfgemaakte speeltuin, een doorgezaagde Renault 4 is omgetoverd tot loungeplek.
‘Er gebeuren hier onverwachte dingen. Het terrein biedt ademruimte in de verder zo geordende stad’, zegt Schoolmeesters, die snapt dat dit niet iedereens ding is. ‘Maar het zal je verbazen hoeveel mensen uit de dure koophuizen in de buurt de punkavonden bezoeken, of als vrijwilliger achter de bar staan. Ook zij hebben behoefte aan een uitlaatklep.’
De buurtbewoners consumeren niet alleen, ze organiseren ook. Zo zijn er zen- en zangavonden, kruidenlessen en empowerment voor vrouwen. ‘ Allemaal initiatieven die kunnen ontstaan vanwege de lage huur.’
Het Groene Veld met ADM-Noord als drager van de ruim zeshonderd activiteiten in het jaar, is een zogenoemde vrijplaats. Een plek waar mensen buiten de bestaande structuren werken, creëren, evenementen organiseren en soms zelfs wonen. Het zijn plekken waar niet de marktwerking, maar vooral het experiment de dienst uitmaakt. Waar buiten beklemmende regelgeving en gebaande paden wordt gewerkt, waar ruimte is voor kleinschalige burgerinitiatieven. Maar in de strijd om de schaarser wordende ruimte, verdwijnen deze plekken in razend tempo. Ook ADM-Noord moet misschien plaats maken. Voor twee rugbyvelden.
Steun ons!

Beeld: Adobe Stock
Visser haalt net binnen op flyshoot boot.
Creatieve ondernemers
Bart de Zwart is lector Vastgoed aan de Hogeschool Hanze en gespecialiseerd in vrij- en broedplaatsen. ‘Lange tijd waren de vrijplaatsen een oplossing voor veel leegstaande industriecomplexen in de steden. Dat waren grote gebieden met vaak vervuilde grond waar toen nog niemand wilde werken of wonen’, legt de lector uit. ‘Creatieve ondernemers werden in stelling gebracht om de transformatie van de leegstaande complexen op gang te brengen, totdat projectontwikkelaars die gebieden zouden kunnen overnemen.’ Een verstandshuwelijk waarvan drie partijen profiteerden: de gemeenten omdat zij zich op de kaart konden zetten als kennis- en cultuurregio, de vastgoedpartijen vanwege de waardestijging, en de creatieve sector omdat ze beschikking kreeg over relatief veel, betaalbare ruimte.
Als voorbeeld noemt De Zwart Strijp-S in Eindhoven, het voormalige Philipsterrein: ‘Toen Philips daar zijn activiteiten stopte, schampte de stad langs de rand van de afgrond. Werkgelegenheid verdween en de enorme fabriekscomplexen kwamen leeg te staan. Die plekken werden ingenomen door broedplaatsen.’ En met succes. De creatieve sector bloeide op en speelde een belangrijke rol in de transitie van de stad naar de kenniseconomie, zegt De Zwart. ‘In die broedplaatsen gebeurde van alles en ze zorgden ervoor dat mensen in de stad wilden blijven. Zo trokken afgestudeerden van de Design Academy voorheen naar Rotterdam, omdat daar de werkplekken waren. Toen deze ontwikkeling op gang kwam, bleven ze.’
Waar vroeger de wegtrekkende industrie een uitdaging vormde, loopt de maatschappij nu tegen andere problemen aan. Daarom blijft het volgens De Zwart belangrijk om ruimte te hebben waar je kunt experimenteren. Op het terrein van circulariteit bijvoorbeeld, zoals het Hof van Cartesius in Utrecht, waar wordt geëxperimenteerd met duurzaam ondernemen. ‘Die mensen daar zullen niet in hun eentje de hele circulaire transitie realiseren, maar zij komen met antwoorden die de systeemwereld niet brengt.’
Steeds meer gemeenten zien dat in en hebben inmiddels een broedplaatsenbeleid. Maar het denken blijft vaak hangen in het model van twintig jaar geleden dat was gebaseerd op tijdelijkheid. Dat model ging ervan uit dat er altijd wel een andere plek beschikbaar komt. Maar de markt is aangetrokken, door gentrificatie zijn oude buurten opgeknapt en leegstaande panden worden schaars, zegt De Zwart. Hij vindt het oude systeem bovendien oneerlijk, omdat de gecreëerde waarde – het aantrekkelijk maken van een wijk door een broedplaats – nooit bij de makers zelf terechtkomt. ‘Als de vierkantemeterprijs stijgt, profiteren de vastgoedbedrijven van die waardestijging en moeten de broedplaatsen wijken.’
Voormalige veevoederfabriek
Vollebergh, eigenlijk vormgever van beroep, is mede-initiatiefnemer van De Tramkade. ‘Toen dit leegkwam, hebben wij een plan ingediend om invulling te geven aan deze plek. Dat werd door de gemeente goedgekeurd, we kregen tien jaar de tijd.’ De historische balken aan het balkon trillen en er klinkt luid gebonk. Het is een dansgroep die een verdieping hoger repeteert. ‘Toen we hier in trokken, lagen de loodsen nog vol met veevoer. Dat hebben we er eerst allemaal uit moeten scheppen.’
Nu, twaalf jaar later – de deadline nadert – is De Tramkade de meest bruisende en kleurrijke plek van Den Bosch. Er is horeca, er worden feesten gehouden, er zijn ateliers voor kunstenaars en allerlei ambachten. En het is de thuisbasis voor Social Label, een organisatie waar mensen met afstand tot de arbeidsmarkt werken aan designproducten. Op zolder is ruimte voor exposities, lezingen en performances.
‘Alles gebeurt vanuit het idee dat een plek waar je buiten het systeem om mag denken, leidt tot vernieuwing, experiment en meerwaarde’, zegt mede-initiatiefnemer Petra Janssen. ‘Wij hebben een plek gecreëerd waar allerlei disciplines samenkomen en elkaar kunnen beïnvloeden, maar ook een plek waar mensen aan de slag kunnen die ergens anders moeilijk aan het werk komen.’
Die ruimte en vrijheid zorgen ervoor dat talent soms zomaar komt boven drijven. ‘Zo werkte hier een meisje als afwasser’, zegt Janssen. ‘Zij wilde ook eens als dj draaien. Bij ons kon ze dat proberen op de feesten die hier worden gegeven. Inmiddels draait ze op allerlei grote podia.’
‘Omdat wij geen winstoogmerk hebben, kunnen we mensen de ruimte geven om te experimenteren. Heb je een plan, dan kun je hier meteen aan de slag. In een commerciële omgeving is zoiets veel lastiger. Dan kun je minder risico lopen.’Voor De Tramkade zit de tijd waarin ze het pand mochten ontwikkelen er bijna op. ‘Het is onzeker of we daarna in de huidige vorm kunnen blijven’, zegt initiatiefnemer Janssen. ‘De gemeente wil een tender uitschrijven voor deze locatie. Wij kunnen ook inschrijven maar dan moet het wel marktconform zijn. Binnen onze huidige structuur en opzet is dat natuurlijk erg lastig.’
Op die manier verdwijnen de broedplaatsen uit Nederland, zegt broedplaatsengoeroe Eva de Klerk in een Amsterdams cafeetje. Zij maakte de glorietijd in de jaren negentig mee. ‘Toen bliezen kunstenaars en krakers veel verkrotte pakhuizen nieuw leven in.’ Zo werd ook Pakhuis Wilhelmina van de sloop gered en is het nu een werkgebouw met lage huren. Maar voor de meeste plekken liep het anders. De voorheen genegeerde gebieden werden hip, hot en happening. Daar kwamen projectontwikkelaars op af. Die sloopten of vercommercialiseerden de monumentale panden en verkochten ze aan de hoogste bieder.
‘Het verbaasde mij toen al dat die initiatieven wegmoesten. Waarom werd er niet voortgebouwd op wat er al was? Nu ontstaat een monocultuur, met op elke hoek een Albert Heijn en een Etos.’
Dat gevaar zien beleidsmakers ook. Projectontwikkelaars zijn zelfs vaak verplicht bij een tender een broedplaats op te nemen. De Klerk juicht dat toe, maar waarschuwt dat je niet zomaar wat mensen in een pand kunt zetten in de hoop dat er iets ontstaat.

Flyshooters in de haven.
Beeld: Bram Logger
Een plan en enthousiasme
‘Projecten zijn vooral succesvol als ze ontstaan van onderop en worden gedragen door een groep mensen met een plan en enthousiasme. Of dat nu een groep skateboarders is of bijstandsvrouwen die iets willen ondernemen, een plaatselijke MKB’er of een kunstenaarscollectief. Daar zit de kracht om dingen voor elkaar te krijgen, om te innoveren.’ Essentieel is volgens De Klerk om bij de inrichting van de stad uit te gaan van de bestaande structuren. In die zin dat je bestaande gebouwen een tweede leven geeft, maar ook dat je gebruikmaakt van bestaande sociale netwerken.
Waar Werkwarenhuis nog hoopt de tender te winnen, is in Enschede het doek voor de huidige locatie van broedplaats StudioComplex al gevallen. Voor de gemeente is het belang van broedplaatsen duidelijk. Enschede profileert zich als technologische, innovatieve en creatieve stad, zo staat in hun Programmalijn creatieve broedplaatsen. ‘Om aantrekkelijk te zijn als stad is een diverse en cultureel sterke infrastructuur noodzakelijk. Hierin spelen creatieve broedplaatsen een belangrijke rol.’
Maar ook in Enschede is de ruimte schaars en de concurrentie groot voor elke vierkante meter grond. De buurt waarvan Studio Complex deel uitmaakt, wordt herontwikkeld voor woningbouw. De kunstenaars moeten per 1 januari 2026 deze plek verlaten.
Nu nog sieren huizenhoge, futuristisch ogende robots het terrein. Een van oud ijzer in elkaar gelaste cobra, heeft zijn kop opgericht naar een zeecontainer die is omgetoverd tot een ruimteschip. Aan de muur hangt een gigantische ijzeren wesp.Binnen, in de voormalige papieropslag van het regionale dagblad Tubantia, staat Jelle de Graaf met een lasapparaat gebogen over een stuk ijzer. Halflang haar, gebreide muts, shaggie op de lip. De objecten buiten zijn van zijn hand. Tegen de achterwand van zijn atelier is een soort trappenhuis getimmerd, met balkonnetjes op diverse hoogtes. Op elke verdieping staat een Chesterfieldbank. ‘Er komen altijd mensen spullen brengen omdat ze denken dat we dat nodig hebben. Na de zoveelste Chesterfieldbank die hier werd afgeleverd, dacht ik: we hijsen ze de hoogte in.’
Studiocomplex komt voort uit een groep kunstenaars en vrijbuiters die al zo’n twintig jaar van pand naar pand trekken in Enschede. Jarenlang zaten ze in een oude gekraakte loods. Daar organiseerden ze drukbezochte festivals en concerten. ‘Wij hebben altijd grote loodsen gekraakt’, zegt Reinier Kranendonk, die hier ook werkt als kunstenaar en het land doortrekt met zijn alternatieve kermis Karnieland. Die loodsen hebben zijn werk beïnvloed. ‘Wij hebben veel ruimte, dan ga je ook anders denken. Dan ga je grote dingen maken.’ Een jaar of zeven geleden zijn de kunstenaars neergestreken op deze plek. Dit keer werd de locatie toegewezen door de gemeente.
De Graaf legt uit waarom deze plekken volgens hem belangrijk zijn. ‘Wij laten zien dat er iets anders mogelijk is, dat je ook een andere keuze kunt maken, met een ander perspectief. Niet het perspectief van geld verdienen, maar het perspectief van: hier kun je je ontwikkelen. Hier heb je de vrijheid om te experimenteren, zonder dat het meteen rendabel hoeft te zijn.’ Dat is ook wat ze de schoolklassen willen meegeven die hier geregeld op excursie komen. Binnenkort moeten ze het hele terrein leeg opleveren. De gemeente heeft het terrein aangewezen voor woningbouw.
Studio Complex is maanden met de gemeente in gesprek geweest over een nieuwe locatie, en nu is de kogel door de kerk. Ze kunnen verhuizen naar Spaansland, een braakliggend terrein. Daar moeten de kunstenaars weer vanaf nul beginnen. Er zijn nog geen voorzieningen. Zelfs de elektriciteit en de riolering moeten ze zelf aanleggen. De Graaf hoopt dat de groep de energie kan vinden weer opnieuw te beginnen. Hij glijdt met zijn blik over de binnenplaats, waarin zo ongeveer alle vrije ruimte is volgepakt met zijn werk. ‘Ja, dat verhuizen wordt wel een dingetje.’Meer zorgen maakt hij zich nog over de mogelijkheden van de nieuwe plek. ‘We proberen onze speelsheid niet te verliezen. Ik ben wel bang dat daar bij de nieuwe locatie minder ruimte voor is. Ik vrees dat er weer allerlei regels bijkomen.’
Steun ons!
Onderzoeksjournalistiek vervult een essentiële waakhondfunctie in een democratische rechtsstaat. Maar ons werk is tijdrovend en kostbaar. De tarieven die mediabedrijven betalen, dekken slechts een klein deel van ons spitwerk. Jouw steun is daarom onmisbaar. Help ons spitten en doneer nu een (klein) bedrag!