De bewijslast van [.c-highlighted]seksueel geweld[.c-highlight-yellow][.c-highlight-yellow][.c-highlighted] verschuift. Experts voorzien [.c-underline]volle verdachtenbankjes[.c-underlined][.c-underlined][.c-underline]

Dieuwertje Kuijpers en Parcival Weijnen

27/11/2023

De hopeloos verouderde Nederlandse zedenwet gaat in 2024 op de schop. Nieuw: de strafbaarheid van onvoorzichtigheid. Binnen de rechtspraak bestaan zorgen. ‘We kennen dit in het verkeersrecht, maar er is een lange lijst van verkeersregels die bij die strafmaat helpen. Bij seksueel verkeer zijn de regels veel lastiger te bepalen.’

Hij was salsaleraar, althans zo deed hij zich voor op het internet, waar ze hem had ontmoet. Zij, een jonge vrouw uit Noorwegen, zocht een slaapplaats in Amsterdam. Hij bood er een aan. Ze maakten een afspraak. Een dag later stonden ze naast elkaar op de Dam en nam hij haar mee naar zijn containerwoning. Ze herinnert zich nog dat ze een biertje en twee glazen wodka van hem kreeg. En dat ze dansten. Daarna wordt alles wazig. De vrouw heeft alleen nog flarden van herinneringen aan wat er die avond met haar gebeurde. ‘Ik verloor mijn bewustzijn en belandde op mijn rug in zijn bed,’ vertelde ze de zedenrecherche twee dagen later. ‘Het volgende moment lag hij boven op mij. Ik was halfnaakt. Mijn broek was uit. Hij zat in mij. Ik wilde weg, hem van mij afduwen, maar het was alsof ik de controle over mijn lichaam was kwijtgeraakt en lag als verdoofd, levenloos, onder hem.’

Medisch onderzoek toonde aan dat de vrouw die nacht in een staat van shock verkeerde. De blauwe plekken bij haar hals en de verwondingen aan haar geslachtsorgaan wezen op seksueel geweld. In haar baarmoederhals werden zaadcellen gevonden met het DNA-profiel van de verdachte.

De zaak kwam voor de rechter, samen met de aangifte van een andere vrouw, die een soortgelijke ervaring met de salsadanser had. Aanvankelijk kregen de jonge vrouwen gelijk en werd de man veroordeeld voor verkrachting. Maar hij ging in hoger beroep en werd in 2019 – vijf jaar na de aangifte – vrijgesproken.

Zeventig procent bevriest [.c-highlighted]uit angst[.c-highlight-yellow][.c-highlight-yellow][.c-highlighted]

Verkrachting wordt in het Nederlandse Wetboek van Strafrecht gedefinieerd als seksuele penetratie (met penis, vinger of voorwerp) onder dwang. Het hof van Amsterdam oordeelde dat de dwang niet dusdanig groot was geweest dat de vrouwen zich er niet tegen hadden kunnen verzetten. Dus nee: ze waren niet verkracht. Een paar biertjes zorgen er niet voor dat je geen weerstand meer kunt bieden, dus was er geen sprake van onmacht. Het hof vond wel dat de verdachte de grenzen van het fatsoen had opgezocht. ‘Het dossier schetst een beeld van een man die regelmatig afspreekt met vrouwen om zijn seksuele behoefte te bevredigen, en daarbij weinig interesse toont voor een duidelijke instemming van die vrouwen.’ Maar in de huidige wet is zoiets niet strafbaar.

‘Slachtoffers van verkrachting worden in Nederland onvoldoende beschermd,’ vindt Martine Goeman van Amnesty International. ‘Uit onderzoek blijkt dat zeventig procent uit angst “bevriest” en zich niet verzet, waardoor dwang niet altijd kan worden bewezen en er juridisch gezien geen sprake is van verkrachting.’

Daarmee voldoet de Nederlandse wet niet aan het Verdrag van Istanbul – een mensenrechtenverdrag van de Raad van Europa, en het eerste wettelijk bindende instrument binnen Europa dat verschillende vormen van geweld tegen vrouwen strafbaar stelt. In het verdrag is afgesproken dat landen strafrechtelijke bescherming moeten bieden tegen seks zonder wederzijdse instemming (consent). Zestien Europese landen gaven daar gehoor aan en voerden het zogenoemde ‘consentmodel’ in; waarin niet dwang, maar het ontbreken van instemming centraal staat.

[.c-highlighted]Zedenmeester[.c-highlight-yellow][.c-highlight-yellow][.c-highlighted] in de hoek van de kamer

Met de komst van een gloednieuwe zedenwet in 2024 zal dat straks ook in Nederland zo zijn. Goeman van Amnesty International ziet dat als een overwinning. Niet alleen omdat er mogelijk meer veroordelingen kunnen plaatsvinden; slachtoffers krijgen erkenning en van de wet gaat straks een preventieve werking uit. ‘Bij verkrachtingen denken mensen vaak aan een vreemde die je de bosjes in sleept. De praktijk is anders: 80% van de daders is een bekende. Dat maakt het onderkennen van verkrachting ingewikkelder. In de uitzending van BOOS (over seksueel misbruik bij tv-programma The Voice, red.) vroeg een slachtoffer zich af of ze eigenlijk wel was verkracht. Want wat is dat eigenlijk? Door de nieuwe wet wordt die twijfel weggenomen. Iedereen weet straks: als er geen instemming is, heet het verkrachting.’

De rechter krijgt zo meer ruimte om strafbaar te stellen wat hij nu nog als ‘onfatsoenlijk’ moet omschrijven. De meeste experts die Onderzoekscollectief Spit raadpleegde, vinden dat een prima ontwikkeling. Maar de wet introduceert ook een nieuw zedendelict: de schuldverkrachting – en daarover zijn de meningen verdeeld. Waar de één het nodig vindt om slachtoffers de maatschappelijk gewenste juridische bescherming te geven, vreest de ander een tsunami aan valse beschuldigingen, met als gevolg dat mensen (vooral jongeren) seks gaan beschouwen als te risicovol, omdat straks bij iedere vrijpartij een toga in de hoek van je slaapkamer staat te loeren als zedenmeester.

Onderzoekscollectief Spit beet zich vast in de nieuwe sekswet. Kan een wet waarvan experts de komst toejuichen straks ook ‘doodnormale’ seksuele handelingen strafbaar maken?

Voor en na [.c-highlighted]de seksuele revolutie[.c-highlight-yellow][.c-highlight-yellow][.c-highlighted]

De huidige zedenwet is een oudje, hij stamt uit 1886. Om de wet bij de tijd te houden, moest er door de jaren heen veel aan worden versleuteld. Zo werd in 1991 verkrachting binnen het huwelijk strafbaar gesteld en mag je sinds 2002 geen seksshows meer bijwonen waar minderjarigen aan meedoen. Inmiddels lijkt de rek eruit. De oude wet piept en kraakt en kan de maatschappelijke, technologische en juridische ontwikkelingen niet meer bijbenen. Neem het eerder genoemde Verdrag van Istanbul waarin staat dat er sprake moet zijn van wederzijdse instemming. Nederlandse rechters proberen daar wel aan te voldoen door creatief met de huidige zedenwet om te gaan, maar dat leidt – volgens onderzoek van Amnesty International – bij vergelijkbare gevallen tot verschillende uitkomsten.

Het ministerie van justitie erkent de problematiek en gaf hoogleraar strafrecht Kai Lindenberg in 2014 opdracht de sekswet onder de loep te nemen. Zijn conclusie: de wet is over datum en moet op de schop. ‘Het is te ingewikkeld geworden voor gebruikers (officieren, rechters, advocaten, politie, red.) en dat gaat ten koste van de rechtszekerheid,’ laat hij weten vanuit zijn kantoor in Groningen.

Bron:

Anete Lusina, Pexels

In zijn 744 pagina’s dikke onderzoeksrapport laat hij een aantal gebruikers aan het woord die met voorbeelden komen waaruit naar voren komt hoe rechters soms maatwerk moeten toepassen binnen de huidige wet. Een officier van justitie: ‘Ik had een zaak van een enorme charlatan die zijn cliënten vertelde dat alle problemen lagen aan de seksuele chakra. Drie keer raden hoe dat moest worden opgelost: door seks met hem, ja.’ De rechter besloot dat het hier om een geneesheer ging. Daarmee was sprake van een medische relatie en dus een machtsverhouding. De man kon worden veroordeeld voor het gebruik van dwang door misbruik te maken van zijn gezag. De uitspraak verraste de officier. Zedenrechercheurs sturen slachtoffers van dergelijke zaken meestal gewoon weer naar huis, omdat ze denken dat die in de rechtszaal geen kans maken. ‘Het is soms mijn eigen, persoonlijke indruk dat er een groot verschil is tussen rechters die zijn opgegroeid tijdens de seksuele revolutie en rechters van latere decennia. Je zou willen dat de wetgever in dit soort gevallen eenduidiger is.’

‘Burgers zullen dit ingewikkeld vinden, maar rechters kunnen er wel mee uit de voeten.’

Een andere officier van justitie viel in een tegenovergestelde verbazing. ‘We hadden een geval van een meisje van veertien à vijftien. De verdachte in de zaak had een SM‐relatie met haar. We hadden videobeelden en het kind was weliswaar doodsbang, maar ze lag daar gewoon en was niet vastgebonden. Ze werd geslagen, niet heel hard, gewoon zo’n tik. Ik heb toen beargumenteerd dat je de hele constructie en de dingen die hij deed onder dwang zou moeten scharen, maar de rechtbank ging daar niet in mee. Die beargumenteerde dat ze daar vrijwillig lag.’

‘Als er voor een bepaald delict geen toegespitste begripsomschrijving in de wet bestaat, staat de rechter voor een dilemma,’ legt Lindenberg uit. ‘Schaart hij het onder dwang of niet? Is het antwoord “nee”, dan krijgen slachtoffers van dit soort vergrijpen niet de juridische bescherming die je maatschappelijk gezien misschien zou wensen. Is het antwoord “ja”, dan rekt hij de wet op en kunnen er verschillende omschrijvingen en strafmaten voor eenzelfde soort misdrijf ontstaan.’

Voor wetsgebruikers wordt het zo steeds lastiger om te bepalen of iets strafbaar is, en indien het strafbaar is, welke strafmaat erop staat. Die onduidelijkheid leidt tot rechtsongelijkheid en kan grote gevolgen hebben voor verdachten en slachtoffers.

Niet alle gebruikers van de wet kunnen zich vinden in de analyse van Lindenberg. Landelijk woordvoerder strafrecht van de Raad voor de Rechtspraak, de Rotterdamse strafrechter Jacco Janssen, denkt dat het met de complexiteit van de wet wel meevalt. ‘Burgers zullen het ingewikkeld vinden, maar rechters kunnen er wel mee uit de voeten.’ Ook nuanceert hij het gevaar van rechtsongelijkheid: ‘Je kunt nieuwe omstandigheden uitleggen naar de oude wet. Dat heet maatwerk. Daartoe zijn rechters prima in staat.’

Toch staat ook Janssen achter de komst van de nieuwe wet. ‘Maatwerk heeft zijn grenzen. Daarom is het goed dat de wetgever in actie komt.’

[.c-highlighted]Naar Amerika emigreren[.c-highlight-yellow][.c-highlight-yellow][.c-highlighted]

De problemen met de oude wet zijn volgens hoogleraar Lindenberg goed zichtbaar rond het betrekkelijk nieuwe fenomeen cyberseks. Stel, je woont als toeschouwer een online seksshow bij, en je geeft een derde de opdracht een kind seksueel te misbruiken. ‘Het hangt dan van de rechter af of dat onder kinderporno valt,’ zegt een officier van justitie in Lindenbergs onderzoeksrapport. ‘Wij hebben nu totaal tegenstrijdige uitspraken. Dat is echt een probleem.’

De wet maakt ook niet duidelijk of het streamen van pornografische beelden onder het juridische begrip ‘afbeelding’ valt. Dat komt omdat ‘ze het in de jaren tachtig echt nog hadden over videobanden en plaatjes; het moet iets zijn wat kan worden verspreid,’ legt de officier uit.

Een zestienjarige jongen was om die reden juist wel de klos. Zijn veertienjarige vriendin had hem naaktfoto’s gestuurd. Dat vertelde hij een vriendin. Die dat niet geloofde. ‘Dus hij pingde haar zo’n foto, en dat meisje stuurde die door naar de hele school. Dat werd de jongen aangerekend,’ vertelt zijn advocaat. Het fenomeen sexting – verzending van naaktfoto’s – kan namelijk wel onder kinderporno vallen. De jongen kreeg een veroordeling aan zijn broek en heeft nu een strafblad. ‘Hij wilde naar Amerika emigreren. Dat lukt nu niet meer.’

‘Ik wil dit niet,’ zei ze. ‘Alle meisjes vinden dit leuk,’ reageerde hij en pakte haar pols vast.

Hardere veroordeling en de toenemende aandacht voor het slachtoffer zijn trends die vooral door de VVD werden ingezet. ‘We verbeteren de positie van slachtoffers voor, tijdens en na afloop van het strafproces,’ schreven de liberalen in het verkiezingsprogramma en het daaropvolgende regeerakkoord van 2012, waarin ze kozen voor een harde lijn tegen verdachten. In het visiedocument ‘Recht doen aan slachtoffers’ stelde toenmalig staatssecretaris van justitie Fred Teeven (VVD) dat het strafrecht niet zo ver moest gaan in het beschermen van verdachten tegen de macht van de overheid dat bestraffing een papieren werkelijkheid werd, waarin ‘daders’ wegkomen met normoverschrijdend gedrag.

De VVD speelde daarmee in op de maatschappelijke roep om slachtoffers van bijvoorbeeld seksdelicten meer juridische bescherming te bieden. Zeker waar het om minderjarigen gaat, is die bescherming heel goed te begrijpen, stelt hoogleraar Lindenberg. Een probleem, vindt hij, is ‘dat die bescherming voor (jonge) slachtoffers evengoed geldt tegen jongeren als verdachten. Daar is weinig oog voor.’

[.c-highlighted]‘Spuug in je hand’[.c-highlight-yellow][.c-highlight-yellow][.c-highlighted]

Hij was naast haar op de achterbank van zijn auto gaan zitten en kroop steeds dichter tegen haar aan, tot ze klem kwam te zitten tussen hem en het portier. Ze wilde hem wegduwen, maar hij was te sterk. Hij boog zich naar haar toe en drukte zijn lippen tegen haar mond. Zijn handen verdwenen onder haar truitje, op zoek naar haar borsten. ‘Ik wil dit niet,’ zei ze. ‘Alle meisjes vinden dit leuk,’ reageerde hij en pakte haar pols vast terwijl hij met zijn andere hand in haar tepel kneep. ‘Je doet mij pijn,’ schreeuwde ze, ‘laat me los’. Hij ging door, trok haar truitje omhoog en haar bh naar beneden, zette zijn arm tegen haar keel, stroopte zijn broek naar beneden en pakte zijn penis. ‘Jij gaat het doen, spuug in je hand.’ ‘Nee, Ik wil niet,’ zei ze. Hij werd agressiever, ze was bang, en deed wat hij vroeg. Tot hij het overnam en over haar borsten klaarkwam. Zij huilde.

‘Ik heb haar met mijn auto opgehaald,’ verklaarde de man in de rechtbank. ‘We zijn naar een rustige plek gereden en op de achterbank gaan zitten. We keken elkaar aan en ze begon mij te zoenen. Ik merkte dat ze opgewonden was. Ik zat aan haar borsten, zij trok mij af. Toen ik klaarkwam, kwam er ook wat op haar borsten. Ik heb haar niet aangerand. Er is niets tegen haar wil gebeurd. Ik denk dat ze achteraf spijt kreeg, vanwege de problemen met haar ex,’ legde hij uit.

Twee aanwezigen, twee verklaringen.

In de criminologie staat dit bekend als de zedenparadox. Veel zedenzaken kenmerken zich door een gebrek aan bewijs. Meestal zijn er geen getuigen of opnamen en moet de rechter het doen met twee (tegenstrijdige) verklaringen. Dat creëert een dilemma. ‘Bij het strikt volgen van de regels kan er vrijwel nooit een veroordeling volgen, met als gevolg dat kinderen en vrouwen vogelvrij worden verklaard. Zo ontstaat de paradoxale situatie dat juist omdat het om ernstige beschuldigingen gaat, met minder bewijs genoegen wordt genomen,’ schreef rechtspsycholoog Peter van Koppen twintig jaar geleden al.

Zo ook in bovenstaande zaak. Het ondersteunende bewijs bestond onder meer uit WhatsAppverkeer tussen het slachtoffer en een vriendin. Terwijl ze nog op de achterbank zat, appte ze dat ze iemand gedwongen had afgetrokken. Een opvallende toevoeging, omdat een extra verklaring van het slachtoffer normaal gezien niet telt als zelfstandig bewijs.

‘De rechterlijke macht worstelt met he said, she said-zaken,’ legt strafrechtadvocaat Job Knoester uit. ‘Aanvullend bewijs moet vaak komen van bijvoorbeeld foto’s waarop sporen van geweld zichtbaar zijn, of meldingen van slachtoffers met gelijke ervaringen. Daarbuiten wordt het voor rechters al snel glad ijs.’ Hij noemt als voorbeeld daarvan de aangifte van een aanranding waarbij de man ontkende. ‘De vrouw was meteen naar de buurman gelopen, en die verklaarde voor de rechtbank dat de vrouw hevig geëmotioneerd op de stoep stond. De Hoge Raad zag dat als aanvullend bewijs.’ Dat bevreemde Knoester: ‘Rechters leggen de lat voor bewijslast bij zedenzaken op deze manier lager dan bij andere strafzaken.’

Slachtoffers hoeven straks niet meer uit te leggen waarom ze zich niet hebben verzet en waarom er sprake was van dwang.

Binnen de nieuwe zedenwet zal de aandacht voor het slachtoffer verder toenemen, stelt Knoester. Hij vindt die trend een goede ontwikkeling, maar is ook bang dat de zaak doorslaat. ‘Ook verdachten zitten in een kwetsbare positie omdat bij zedenzaken de verdachtmaking zelf vaak al de straf is.’ Hij herinnert zich zijn allereerste zedenzaak. ‘Twee dochters met “hervonden herinneringen” beschuldigden hun vader van verkrachting. Na verhoor kwam naar voren dat ze het hadden verzonnen. De man werd vrijgesproken. Hij was toen al ontslagen en zijn buren keken hem niet meer aan.’

De nieuwe wet zal voor een exponentiële groei van aangiftes zorgen. En daar zullen verhoudingsgewijs meer valse beschuldigingen tussen zitten, voorspelt Knoester.

Geen [.c-highlighted]verzet[.c-highlight-yellow][.c-highlight-yellow][.c-highlighted], hogere [.c-highlighted]overlevingskans[.c-highlight-yellow][.c-highlight-yellow][.c-highlighted]

In 2021 ontving de politie 12.000 meldingen van aanranding en verkrachting. Volgens onderzoek van NRC Handelsblad kwam het in datzelfde jaar tot 429 veroordelingen. Afgaand op deze cijfers zou nog geen 4% van de aangiften leiden tot een veroordeling.

Dat lage percentage heeft allereerst met de wet zelf te maken, zegt de Nijmeegse hoogleraar angststoornissen Agnes van Minnen. De wet gaat ervan uit dat een verkrachting altijd met fysieke dwang gepaard gaat. ‘Dat is een verkeerde premisse,’ zegt Van Minnen. ‘Dat zit hem in de werking van ons brein. Dat is erop gericht ons leven te redden, niet om verkrachting te voorkomen. Stel, een overvaller zet een caissière een pistool tegen haar hoofd. Zij is dan in levensgevaar en zal inschatten wat ze het beste kan doen – meewerken of vechten. Dat is bij seksueel geweld hetzelfde. Je zou de dader zelfs kunnen gaan stimuleren, om hem zo snel mogelijk zijn ding te laten doen. Dan moet je in de rechtszaal gaan uitleggen waarom je kreunde en je kleren uittrok. Aantonen van dwang wordt dan ingewikkeld.’

In extreme angstsituaties, zoals bij aanranding en verkrachting, kan dat verdedigingsmechanisme zelfs tot ‘bevriezing’ leiden, legt Van Minnen uit. Je lichaam zet zichzelf in de overlevingsstand en schakelt de spieraansturing uit. Zelfs schreeuwen gaat dan niet meer. ‘Zonder verzet zal de belager minder agressief zijn en stijgen je overlevingskansen.’

[.c-highlighted]Een beter te verteren boodschap[.c-highlight-yellow][.c-highlight-yellow][.c-highlighted]

De nieuwe wet houdt rekening met deze mechanismen. De verantwoording wordt omgedraaid. Slachtoffers hoeven straks niet meer uit te leggen waarom ze zich niet hebben verzet en waarom er sprake was van dwang. Wie initiatief neemt, heeft straks de plicht om steeds te toetsen of de ander (nog) wel wil. Is dat niet het geval en de initiatiefnemer gaat toch door, dan kan die voor ‘opzetverkrachting’ worden veroordeeld. Maar, ook als de initiatiefnemer niet wist dat de ander niet (meer) wilde, maar dat wel had kunnen weten – bijvoorbeeld bij passiviteit door bevriezing – kan een veroordeling volgen. Alleen heet het misdrijf dan geen opzetverkrachting maar schuldverkrachting.

‘Dit zal aangifte doen makkelijker maken, maar betekent nog niet dat ook het aantal veroordelingen zal toenemen,’ zegt Margreet de Boer, voormalig Eerste Kamerlid (PvdA) en zedenadvocaat (voor slachtoffers). ‘Het Openbaar Ministerie moet straks bewijzen dat er geen toestemming gegeven was, en dat is net zo moeilijk als uitleggen dat je werd gedwongen.’

Bron:

Anete Lusina, Pexels

Toch is De Boer groot voorstander van de nieuwe zedenwet, vanwege de uitwerking die de wet heeft op de slachtoffers. ‘Als je aangifte doet bij de politie, krijg je een informatief gesprek. Daarin leggen ze je uit wat zo’n strafzaak inhoudt, en dat de bewijsvoering in zedenzaken moeilijk is. Dat blijft zo. Maar waar je nu veelal te horen krijgt “jij bent niet verkracht”, hoor je straks: “wat jou is overkomen, is strafbaar, maar hoe gaan we dat bewijzen?” Dat is toch een beter te verteren boodschap.’

En daarmee een niet te onderschatten verbetering.

Slachtoffers die het gevoel krijgen dat de politie ze niet gelooft, kunnen ‘secundaire victimisatie’ ondervindenhernieuwd slachtofferschap. ‘En dat kan echt tot wanhoop leiden,’ stelt rechtspsycholoog Robert Horselenberg van Universiteit Maastricht. ‘Ik ken een zaak waarbij een vrouw zich opnieuw liet verkrachten om het te kunnen filmen, zodat ze zou worden geloofd.’ Horselenberg denkt echter niet dat de nieuwe wet het probleem van hernieuwd slachtofferschap zal oplossen. De oorzaak van dat probleem ligt volgens hem namelijk niet bij de wetgeving, maar bij de zedenpolitie en het Openbaar Ministerie (OM).

[.c-highlighted]Verkrachtingsmythes onder agenten[.c-highlight-yellow][.c-highlight-yellow][.c-highlighted]

Horselenberg was begeleider van het promotieonderzoek van André De Zutter. De Zutter onderzocht valse aangiften bij zedendelicten. Uit zijn onderzoek kwam naar voren dat de gemiddelde zedenrechercheur niet beter in staat is die te herkennen dan de gemiddelde burger. Begeleider Horselenberg geeft als verklaring: ‘Slachtoffers die een verkrachting verzinnen, moeten hun verzinsels ergens vandaan halen. Vaak komen die uit Hollywoodfilms. Maar de gedramatiseerde verkrachtingen van het witte doek corresponderen meestal niet met de werkelijkheid. Zo ontstaan verkrachtingsmythes. Veel zedenagenten lopen met diezelfde mythes in hun hoofd waardoor ze de verhalen van fakers eerder geloven dan de verhalen van echte slachtoffers.’

Horselenberg concludeert: wie verkrachtingsslachtoffers wil helpen, moet beginnen bij betere opleiding van de zedenpolitie. Helaas staat die daar niet open voor, aldus de Maastrichtse rechtspsycholoog. ‘Het WODC (kennisinstituut van het ministerie van justitie, red.) heeft ons gevraagd een onderzoek in te stellen naar opvattingen over verkrachting binnen het OM en politie. Dat kwam er niet. Het OM en de politie vonden het niet nodig.’

In een reactie legt het OM uit dat er geen interesse was omdat ‘er overlap bestond met eerdere onderzoeken’. Daarnaast is het OM van mening dat de persoonlijke opvattingen van officieren van justitie geen rol spelen bij de beoordeling van zedenzaken, omdat zij gewoon de wet volgen. Een woordvoerder van de politieacademie laat weten dat ook capaciteitsoverwegingen zulk onderzoek in de weg staat.

Horselenberg vindt het onbegrijpelijk. ‘Door de nieuwe wet zal het aantal aangiften toenemen. Zolang de politie haar kennisachterstand niet inhaalt, blijven de verkrachtingsmythes hun werk doen, en zal de nieuwe wet alleen maar meer teleurgestelde slachtoffers brengen. En omdat uit onderzoek – gebaseerd op cijfers uit de VS – blijkt dat vijf procent van de aangiftes vals is: ook tot meer onterecht beschuldigden.’

[.c-highlighted]Drank, drugs, leeftijdsverschil of taalbarrière[.c-highlight-yellow][.c-highlight-yellow][.c-highlighted]

In haar benedenwoning in de binnenstad van Utrecht staat Ivonne Leenhouwers op van de keukentafel. Ze rommelt wat in een kast en tovert een boekje te voorschijn: Valse zeden van Cris Veraart. Een klassieker uit 1997 waarin de inmiddels overleden advocaat uitlegt hoe hij in zijn praktijk het aantal valse beschuldigingen zag toenemen, en welke traumatische gevolgen die toename voor de betrokkenen had. Het boek is een pleidooi om verdachten van zedenzaken meer rechtsbescherming te bieden.

Advocaat Leenhouwers liet zich door Veraart inspireren en staat alleen verdachten bij. ‘Ik kijk dus vooral naar de mogelijke gevolgen van de nieuwe wet voor cliënten die verdacht worden van een zedendelict.’ Dat wil niet zeggen dat ze blind is voor de positie van slachtoffers. Ook zij pleit voor een cultuuromslag. ‘Het moet normaal worden dat je bij twijfel controleert of de ander het seksuele contact ook echt wil.’ Maar, zo voegt ze eraan toe: ‘Je kunt je afvragen of je het zware middel van het strafrecht wilt inzetten om die verandering te bewerkstelligen. Dat gaat misschien beter via scholing en bewustwordingscampagnes.’

Want zo’n rechtsgang is voor beide partijen geen sinecure, zo waarschuwt ze. ‘Dan mag je, met een schoolklas of een batterij journalisten achterin de zaal, in geuren en kleuren vertellen wat je toen dacht en waar je toen met je vinger zat.’

‘Wanneer begint de verantwoordelijkheid? Bij de eerste knipoog, of pas bij het pijpen?’

Leenhouwers verwacht dat de introductie van de schuldverkrachting veel mensen het strafrecht in zal trekken. ‘Je kan dan al het label verkrachter krijgen als je bepaalde signalen misschien wel hebt gezien, maar anders hebt uitgelegd.’ En het herkennen van die signalen is in een vaste relatie al lastig, waarschuwt ze. ‘Laat staan als je voor het eerst seks hebt, elkaar net kent, er drank of drugs in het spel is, er een leeftijdsverschil is, of een taalbarrière. Dan kan je later misschien wel worden vrijgesproken, maar zo’n beschuldiging blijft aan je kleven. Ook als het proces kort was en de feiten duidelijk. Je bent beschadigd voor het leven. Dat zien mensen pas als een buurman, vader, vriend of andere bekende zo’n beschuldiging aan zijn broek krijgt.’

Het gebruik van strafrecht als breekijzer om een gewenste seksuele moraal te forceren, zou bovendien averechts kunnen werken. ‘Ik heb meerdere zaken waarin studenten die na een avond waarvan zij dachten dat die goed verliep een appje krijgen: “Dit ging over mijn grenzen heen”. Die jongeren gaan zich dan verontschuldigen. Dat is sociaal-maatschappelijk gezien wat je wil. Strafrechtelijk gezien is zo’n appje helaas geen verstandige reactie want het kan als bewijs worden gezien om iemand als verkrachter te veroordelen.’

[.c-highlighted]Twee experimenterende jongeren[.c-highlight-yellow][.c-highlight-yellow][.c-highlighted]

Ook gender- en jongerenonderzoeker Linda Duits van de Universiteit van Utrecht waarschuwt voor de negatieve effecten. ‘De wet criminaliseert de seksuele praktijk van heel wat mensen.’ Zo staat er in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel te lezen dat het straks aan jezelf te wijten is, als je door te veel alcohol de signalen niet goed hebt opgepikt. ‘Straks mag seks dus alleen nog als je zeker weet dat niemand onder invloed is van drank of drugs en er een hartelijke “ja” is gegarandeerd.’

Een overheid die allerlei voorwaarden stelt waaronder seks toegestaan is, doet haar denken aan de kerk die seks voor het huwelijk verbood. ‘De nieuwe wet heeft het over een “initiatiefnemer” die allerlei verantwoordelijkheden draagt en steeds toestemming moet vragen aan de andere partij die de seks ondergaat.’ De zorgplicht wordt vooral voor jongeren een grote last, voorspelt ze. ‘Die vinden seks al supereng en kunnen gaan denken: “Daar moet ik maar bij wegblijven, dat is gevaarlijk”.’ Zeker omdat vaag blijft wie straks wat niet mag, zegt ze. ‘Want wanneer begint de verantwoordelijkheid? Bij de eerste knipoog, of pas bij het pijpen? En wie is de initiatiefnemer – is dat degene die begint te zoenen, of degene die als eerste een kledingstuk uittrekt? De wet is daar onduidelijk over.’

Het is aan de strafrechter om dat straks allemaal in te vullen, zegt rechter Jacco Janssen vanachter zijn webcam. Als voorbeeld noemt hij twee experimenterende jongeren. ‘De jongen vingert het meisje, zij zegt: “Niet doen”. Ik moet dan beoordelen of de jongen al eerder had kunnen vermoeden wat er zich afspeelde in het hoofd van het meisje. En dat had moeten onderzoeken voordat hij verder ging. De wetgever trekt nieuwe grenzen en de rechter zal die in de praktijk concreet moeten gaan invullen, zonder teveel een zedenmeester te worden.’

Janssen is ervan overtuigd dat de rechterlijke macht daar wel uitkomt, maar ook hij waarschuwt voor valse verwachtingen: ‘De wetgever wil slachtoffers meer juridische bescherming bieden, en wij zullen ons best doen om die te geven, maar we hebben ook de verantwoordelijkheid om verdachten de bescherming te bieden waar ze recht op hebben.’

[.c-highlighted]Lastig te bepalen[.c-highlight-yellow][.c-highlight-yellow][.c-highlighted]

De Groningse hoogleraar strafrecht Kai Lindenberg ziet die worsteling in de praktijk. ‘Onderzoek toont steeds duidelijker aan dat slachtoffers kunnen bevriezen. Als je dat stevig wilt beschermen, kom je uit op schuldverkrachting. Maar daarmee leg je de lat voor aangifte erg laag. Er zullen meer mensen in het verdachtenbankje terechtkomen. Vanwege de problemen met de bewijslast zal het OM mensen uit de de omgeving van de verdachten moeten ondervragen en daarmee hun identiteit prijsgeven. Bij vrijspraak zullen ze niet meer van die verdachtmaking afkomen. Strafrechtadvocaat Bart Swier zei het treffend: “Je kan beter worden veroordeeld voor inbraak, dan vrijgesproken van verkrachting”.’

Dat neemt niet weg dat Lindenberg in de nieuwe wet een vooruitgang ziet. ‘De nieuwe wet is systematisch inzichtelijker en zal meer bescherming bieden aan slachtoffers die dat volgens internationale verdragen en de maatschappelijke moraal moeten krijgen, maar de haast om hem in werking te laten treden is ten koste gegaan van duidelijkheid over een heel ingewikkeld misdrijf.’ Hij doelt daarbij vooral op de schuldverkrachting. ‘Het strafbaar stellen van die onvoorzichtigheid (bij schuldverkrachting, red.) is nieuw in het zedenrecht,’ legt hij uit. We kennen het al wel in het verkeersrecht, bijvoorbeeld dood door schuld, maar er is een lange lijst van verkeersregels die bij die strafmaat helpen: rechts houden, stoppen bij rood licht, niet drinken. ‘Bij seksueel verkeer zijn die regels veel lastiger te bepalen.’

Dat aspect is niet goed uit de verf gekomen. De spelregels over wat straks wel of niet mag, zijn niet helder, zegt de hoogleraar. ‘Er zijn wel contexten geschetst, bijvoorbeeld: meerdere mannen, eerste kennismaking, een afgelegen plek. Maar als je alles naast elkaar legt, ontstaat er geen concreet beeld van de ondergrens. Het zal straks per strafrechter verschillen hoe ze invulling geven. Met als gevolg dat we, als we de wet met de huidige onduidelijkheid introduceren, op het gebied van rechtsongelijkheid weinig zijn opgeschoten.’ Dat zal volgens hem tot ongelukken leiden. ‘De eerste vijf tot tien jaar zullen er verdachten zijn van wie we achteraf zeggen dat ze onterecht werden veroordeeld. Je moet je als maatschappij afvragen of je dat ervoor over hebt.’

Deze publicatie is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten en viel eerder al te lezen bij Vrij Nederland.

[.c-highlighted]Vind je dit een goed onderzoek?[.c-highlight-yellow][.c-highlight-yellow][.c-highlighted]

Steun ons dan!

Wij werken effectief; er is geen directie of duur kantoorpand. Ondanks dat blijft onderzoeksjournalistiek kostbaar. Research kan maanden in beslag nemen en dan nog is het eindresultaat onzeker. Wij kunnen jouw financiële bijdrage (klein of groot) dus goed gebruiken.

Doneer via deze link

Bron:

Meer dossiers