Onafhankelijke journalistiek is de roze olifant in ons mediabeleid
Rutte IV focust helemaal op de publieke omroep als bron van ‘onafhankelijke en betrouwbare’ informatie. Het probleem zit echter in het private mediadomein, betoogt media-onderzoeker Joost Ramaer in dit essay voor stichting KIM, het forum voor reflectie en journalistiek. De 'doofpot' rond de MeToo-zaak binnen DPG Media getuigt volgens Ramaer van journalistieke blindheid. Het Vlaamse duopolie op de krantenmarkt moet worden doorbroken.
‘Nieuwe regering presenteert ambitieuze mediaparagraaf in coalitie-akkoord’, kopte Villamedia op 15 december. Maar hoe ambitieus is die echt? Hij is gebaseerd op de ‘visiebrief’ Toekomst mediabeleid die minister Arie Slob in juni 2019 aan de Tweede Kamer stuurde.
De kern van de paragraaf is de volgende alinea: ‘De publieke omroep is geworteld in de samenleving, representeert verschillende maatschappelijke stromingen en verzorgt een pluriform, onafhankelijk en hoogwaardig media-aanbod. Deze onafhankelijke, pluriforme informatievoorziening staat onder druk. Media en de toegang tot informatie worden meer en meer gedomineerd door grote en veelal buitenlandse commerciële ondernemingen. Om die dominantie te voorkomen wordt de Mededingingswet gemoderniseerd [de boldisering is van de auteurs van het akkoord – JR]. Het is het [sic] extra belangrijk dat er een publiek media domein is: een herkenbare, onafhankelijke en betrouwbare bron van informatie.’
Het publiek onafhankelijk en betrouwbaar informeren zien Slob en de auteurs van het regeerakkoord kennelijk als de hoofdtaak van ‘een publiek media domein’. Onafhankelijke en betrouwbare informatie is ondenkbaar zonder onafhankelijke en betrouwbare journalisten. Dat was zo in de hoogtijdagen van drukwerk en etherfrequenties, en dat is meer dan ooit zo in het verwarde en versnipperde digitale universum. Tim Hofman heeft dat genoegzaam bewezen met zijn onthullingen over The Voice.
Waarom noemen de auteurs die bron dan niet in de hierboven aangehaalde alinea? Slob en zijn opvolgers vereenzelvigen het ‘publiek media domein’ geheel en al met de Nederlandse Publieke Omroep (NPO). Private bedrijven zijn echter de voornaamste providers van goede journalistiek, al sinds het ontstaan van de media. Het commerciële RTL Nieuws is minstens zo’n ‘herkenbare, onafhankelijke en betrouwbare bron van informatie’ als het NOS Journaal. De toeslagenaffaire is blootgelegd door de particulier geëxploiteerde titels RTL Nieuws en Trouw. Parallel daaraan is het label ‘publiek’ geen automatische garantie voor goede journalistiek. Waar Nieuwsuur grossiert in onderzoeksjournalistiek, zoals over het Nederlandse coronabeleid, staat de onafhankelijke journalistieke nieuwsgaring elders bij de NPO juist onder druk.
Goed bekeken en hoog gewaardeerde journalistieke programma’s als Andere Tijden, Kassa en Radar verdwijnen geheel of gedeeltelijk, terwijl er meer zendtijd komt voor vermaak, dat soms – Showcolade – ook nog eens volledig flopt. Verder tarten NPO-journalisten regelmatig hun onafhankelijkheid, zoals bleek toen Jort Kelder in verkiezingstijd zijn oude buddy Mark Rutte mocht interviewen.
Dooie bomen
De kern van het ‘publiek media domein’ is niet de publieke omroep, maar onafhankelijke en betrouwbare journalistiek – de roze olifant in het Nederlandse mediabeleid. Dat maakt ook het ‘privaat media domein’ tot voorwerp van zorg voor politici en beleidsmakers. Juist daar laten zij het nog opzichtiger afweten.
Neem de papieren kranten en hun digitale zusjes. Vanaf 2000 begon het dagblad gestaag betalende lezers te verliezen, en, nog veel harder, adverteerders. Dat verval, en het onvermogen van de Nederlandse uitgevers om het te keren, creëerden een sfeer van defaitisme en onverschilligheid rond de kranten. De vraag leek niet of, maar hoe snel deze ‘dooie bomen’ zouden gaan verdwijnen ten gunste van online concurrenten.
De staat en al zijn organen gingen helemaal mee in dat frame. Toenmalig staatssecretaris van Mediazaken Sander Dekker zag eind 2016 geen enkele reden om te interveniëren in de overnamestrijd rond de uitgeverij van De Telegraaf, destijds de grootste krant van Nederland. Volgens Dekker voltrok dat gevecht zich volgens ‘de spelregels die wij binnen de Europese Unie hanteren’, en daarmee was voor hem de kous af. De Telegraaf Media Groep viel begin 2017 voor een appel en een ei in handen van het Vlaamse Mediahuis, destijds ook al eigenaar van NRC Handelsblad en nrc.next. Weer drie jaar later verschalkte Mediahuis de vrijwel failliete Noordelijke Dagblad Combinatie (NDC), waarmee de laatste onafhankelijke Nederlandse dagbladuitgever van enige omvang van het toneel verdween.
De Autoriteit Consument & Markt (ACM) vond het allemaal prima. ‘NDC is een relatief kleine speler op de dagbladmarkt’, oordeelde deze ‘waakhond’ over de vrije mededinging. ‘De overname heeft geen gevolgen voor lezers en zal geen negatieve gevolgen hebben op [sic] de prijs, kwaliteit en innovatie in de sector.’ Eerder al, in zijn Mediamonitor over 2018-2019, vroeg het Commissariaat voor de Media zich hardop af of beperking van machtsconcentratie per mediamarkt, ‘bijvoorbeeld de dagbladenmarkt’, nog wel ‘de juiste manier is om onafhankelijkheid en pluriformiteit van het media-aanbod te waarborgen’.
Maar de krant gíng niet dood. Het is eerder andersom: de dooie bomen hebben de digitale jungle veroverd. Althans, in het Nederlandse taalgebied. DPG Media, met AD, de Volkskrant, Trouw, Het Parool en een waaier aan regionale kranten met afstand het grootste mediaconcern van Nederland, claimt hier dagelijks 3,4 miljoen lezers te bereiken met ‘papier’, en met de digitale pendanten daarvan nog eens 4,9 miljoen. AD.nl moet alleen NU.nl, sinds kort ook al eigendom van DPG, laten voorgaan als het meest geraadpleegde nieuwsplatform van Nederland. Ook de nummers vier, zes en zeven in de nieuws-toptien zijn digitale versies van kranten: respectievelijk Telegraaf.nl, Volkskrant.nl en NRC.nl.
Het is de pluriformiteit die is overleden. Het private deel van het Nederlandse mediadomein wordt allang ‘gedomineerd door grote en veelal buitenlandse commerciële ondernemingen’, en niet ‘meer en meer’, zoals de mediaparagraaf stelt. Is dat erg? Ja, dat is erg. Deze machtsconcentratie is een wereldwijde trend, in vrijwel alle sectoren van het private bedrijfsleven, zo constateerde bijvoorbeeld het Internationaal Monetair Fonds al in april 2019 in zijn periodieke World Economic Outlook. Het IMF leidde dat af uit de alomtegenwoordige price markups. Hoe meer bedrijven hun markten domineren, hoe vrijer zij worden om hun prijzen te verhogen. ‘Verdere toename van de marktmacht van deze toch al machtige bedrijven’ kan onder meer ‘de investeringen uithollen, innovatie ontmoedigen’ en de inkomenskloof tussen de werkende en de bezittende klasse nog groter maken.
Dat is precies wat er op de Nederlandse mediamarkt is gebeurd. Uitgerekend in het coronajaar 2020 zagen DPG Media Nederland en Mediahuis Nederland hun omzet en winst fors toenemen. De twee uitgevers snijden al jaren harder in hun kosten dan hun inkomsten dalen. Intussen verhogen zij stelselmatig hun abonnementsprijzen – DPG Media Nederland, naar eigen zeggen, met zo’n 5 procent per jaar. Mijn eigen NRC-abonnement (zes dagen de papieren krant) is in twee jaar van 46 naar 51 euro per maand gegaan, een toename met bijna 11 procent. Lezers nemen of houden abonnementen vanwege de journalistiek: zij gaan ervan uit dat die bladen hen goed en betrouwbaar informeren over wat er in de wereld gebeurt.
Maar bij de DPG-kranten is het aantal redacteuren in vaste dienst, alweer volgens DPG zelf, tussen 2015 en 2019 met 13,5 procent teruggelopen. Commentaar van Frits Campagne, president-commissaris van DPG Media Nederland: ‘Uw kennelijke premisse dat kwaliteitsjournalistiek een rechtstreeks verband heeft met het aantal journalisten deel ik niet.’ Tegelijkertijd zijn diezelfde kranten in toenemende mate afhankelijk van slecht betaalde freelance journalisten, hetgeen DPG alhier kwam te staan op de bijnaam ‘de Uitpersgroep’. Alleen DPG Media Nederland heeft naar eigen zeggen al 4.500 freelancers voor zich werken, tegen zo’n dertienhonderd journalisten in vaste dienst.
Slechts enkele van die freelancers durfden het aan de gevolgen publiekelijk aan de kaak te stellen: steeds slordiger journalistiek, door een steeds hogere werkdruk, tegen een steeds kariger honorering. Twee freelancers, Britt van Uem en Ruud Rogier, begonnen zelfs een rechtszaak tegen DPG Media Nederland, om achteraf beter betaald te krijgen. Zij wonnen die ook. Pas toen bleek DPG schoorvoetend bereid om met de journalistenvakbond NVJ te gaan praten over betere freelance tarieven.
Dorpen en streken
Het hardst getroffen door deze kaalslag zijn de regionale en lokale journalistiek, die Rutte III en IV juist willen versterken. Regionale dagbladen als De Gelderlander (DPG Media) en het Dagblad van het Noorden (NDC, nu Mediahuis) sloten de afgelopen jaren bijna al hun deelredacties in dorpen en streken – een ontwikkeling die overigens al gaande was vóór de komst van de Vlamingen, maar door hen niet is teruggedraaid. Abonnees betalen voor deze papieren regiokranten grofweg evenveel als voor landelijke bladen, ofschoon gemiddeld een derde van de kopij in hun regioblad is overgenomen uit diezelfde landelijke kranten.
Het kan ook anders. The New York Times gaat, al jaren, voluit voor de betalende lezer – digitaal en op papier. De digitale omzet van deze krant, grotendeels afkomstig uit digitale abonnementen, dekt inmiddels ruimschoots twee keer de kosten van zijn redactie. Anders dan Frits Campagne ziet de Times wél een verband tussen de kwaliteit van haar journalistiek en de omvang van haar redactie: met 1.700 journalisten in vaste dienst is die nu groter dan ooit tevoren.
In Nederland gaan alleen De Correspondent en Follow the Money voluit voor de betalende lezer. Tot dusver met succes. Maar met 34.000 (Follow the Money) en zeventigduizend (de Correspondent) betalende leden kunnen zij nog niet tippen aan het bereik van het Vlaamse duopolie onder Nederlandse nieuwsconsumenten.
Bovendien mikt met name DPG Media met zijn digitale groei op de adverteerder, niet op de lezer. ‘Big data, dat is waar het vandaag allemaal om draait in de marketing- en advertentiewereld’, verkondigde DPG-eigenaar Christian Van Thillo al in 2015 in het jaarverslag van zijn groep. Naast betalend abonnee is de lezer van de DPG-kranten een onbetaalde melkkoe geworden. Zonder hem iets te vragen, verzamelt en analyseert DPG al jaren zijn NAW- en leesgedragdata, om die door te verkopen aan adverteerders, zodat die op maat gesneden doelgroepen kunnen bouwen, die zij weer langs digitale weg met hun reclame kunnen bestoken.
Intussen bouwt Van Thillo zijn mediaconcern om tot een ‘lokaal alternatief’ voor de twee techreuzen: de Google/Facebook van het Nederlandse taalgebied. De ‘kwaliteitsjournalistiek’, waar hij ook vaak en graag de mond van vol heeft, is verworden tot window dressing, in de hoop dat adverteerders meer geld over hebben voor het Umfeld van het AD en de Volkskrant dan voor een puur commerciële omgeving. Zijn managers selecteert Van Thillo vooral op hun loyaliteit, aan hem en aan de concernstrategie – inclusief de hoofdredacteuren van zijn kranten. Het resultaat is het soort bedrijfsblindheid waardoor diezelfde hoofdredacteuren ijverig laten berichten over het schandaal rond The Voice of Holland, en tegelijkertijd een MeToo-zaak in eigen kring zes jaar lang voor hun lezers verborgen houden.
Boterzachte lening
Dit soort ontwikkelingen en verborgen agenda’s lijken volledig voorbij te gaan aan de autoriteiten. Terwijl de Europese Commissie Google en Facebook probeert te temmen, verschaft de Europese Investeringsbank een boterzachte lening van honderd miljoen euro aan DPG Media, ter financiering van de consument-vijandige verbouwing tot een lokaal Google/Facebook.
De mediaparagraaf in het regeerakkoord ademt dezelfde wereldvreemdheid. Rutte-IV wil nu eindelijk gaan optreden tegen de machtsconcentratie in de Nederlandse media via ‘modernisering van het mededingingsrecht’. Ter bescherming van de vrije mededinging is de afgelopen decennia een complex zonder weerga opgetuigd. Met nieuwe wetten en regels, en ‘waakhonden’ als het Commissariaat voor de Media en de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa), inmiddels opgevolgd door de ACM.
Dat bouwwerk heeft niets wezenlijks kunnen uitrichten tegen de Vlaamse overrompeling van onze mediamarkt. Sterker nog, het heeft die soms zelfs helpen bevorderen. Fatsoenlijke honorering van freelancers had al in 2007 geregeld kunnen zijn, in de media en daarbuiten, via bestaande cao’s. Het was de NMa die dat torpedeerde, volgens een redenering die helaas pas in 2014 door de hoogste Europese rechter naar de prullenmand werd verwezen.
De Belgische overheid subsidieert de bezorging van papieren bladen aan abonnees al decennia via het staatspostbedrijf Bpost. DPG Media en Mediahuis profiteren alleen al voor hun kranten ieder indirect voor zo’n dertig miljoen euro per jaar, geld dat zij elders kunnen spenderen – bijvoorbeeld aan overnames in Nederland. Toch hebben die subsidies nooit meegewogen in de beoordeling van hun opmars hier te lande.
Net zo min als de onderbetaling van freelance journalisten. ‘Honorering en/of werkgelegenheid zijn niet relevant voor concentraties’, zo meldde mij de enige in het mededingingsrecht gespecialiseerde Nederlandse jurist die mij tijdens mijn onderzoek in 2019 met naam en toenaam te woord wilde staan.
Nog even, en ook bijna alle commerciële radio- en tv-zenders in Nederland komen in één hand samen, door de overname van Talpa door RTL. De ACM is een ‘diepgaand’ onderzoek gestart, omdat deze zoveelste megafusie wel eens ‘negatieve gevolgen’ zou kunnen hebben ‘voor prijs, kwaliteit en innovatie’. Onvermeld laat de ‘waakhond’ de verdere uitholling van het toch al zo sterk verzwakte ‘publiek media domein’. Gaat de ACM deze fusie verbieden? Dat lijkt me stug, gezien de recente geschiedenis. Maar dat zou hij wel moeten doen. Ergens moet de afgrenzing van dat ‘publiek media domein’ beginnen.
Voor de krantenmarkt komt zo’n verbod te laat. Voor het opbreken van het duopolie, zoals steeds vaker bepleit bij Google en Facebook, ontbreekt hier te lande de wettelijke basis en, vooral, de politieke moed. Heel wat waarschijnlijker is een ander scenario. Christian Van Thillo is 58, en heeft geen evidente opvolger. Als hij DPG Media morgen verkoopt aan Google of Facebook, staat hem dat volledig vrij. En neem het hem eens kwalijk. De techreuzen hebben het geld én het motief om Van Thillo’s ‘lokaal alternatief’ in te lijven.
Zelden snakte ik er zó naar om mijn ongelijk bewezen te zien.
Dit onderzoek verscheen ook bij Villamedia.
Bron:
Bron:
Bron: