Van wie is [.c-highlighted]de vis[.c-highlight-yellow][.c-highlight-yellow][.c-highlighted]? Quota worden duur betaald

Bram Logger en Parcival Weijnen

Wereldwijd kwijnen kleine vissers weg omdat de reuzen de zeeën inpikken. Nergens zijn de gevolgen zo zichtbaar als in Faeröer. De macht van de bulkvissers reikt er tot in de politiek. ‘De multinationals uit IJsland en Nederland hebben hier nu een soort koninkrijk.’

De kale rots in het centrum van Tórshavn is al twaalfhonderd jaar het middelpunt van de democratie in Faeröer. In 825 vestigden zich hier de Vikingen, op de uiterste punt van een groep onherbergzame eilanden in de Noordelijke Atlantische Oceaan, een van de eerste parlementaire ontmoetingsplaatsen ter wereld. Het is anno 2021 nog steeds het politieke centrum van Faeröer. Omringd door zestiende-eeuwse kroegjes, pakhuizen en restaurants en met uitzicht op een haventje vol vissersschepen staat er nu een verzameling rood geverfde houten gebouwen met daken van gras. In het complex zetelt de regering van de eilandengroep die een onafhankelijk land vormt binnen het koninkrijk Denemarken.

In dat democratische heiligdom rinkelt op 21 juni 2017 de telefoon. Mark Rutte aan de lijn voor Aksel V. Johannesen, op dat moment minister-president van Faeröer. De Nederlandse premier heeft een dreigende boodschap voor zijn ambtgenoot: als de Faeröerse regering de nieuwe visserijwet doorvoert, zal dat verregaande consequenties hebben voor de vrijhandelsverdragen tussen de Europese Unie en Faeröer.

Høgni Hoydal, leider van de republikeinse partij op de eilanden en destijds minister van Visserij, kan zich er drie jaar later nog boos over maken. ‘De handel met Europa is de bestaansgrond van onze natie. En precies dát gebruikte Rutte om mijn nieuwe wet tegen te houden. Politieke chantage over de rug van een hele bevolking, voor het belang van slechts één Nederlands familiebedrijf’, zegt Hoydal woedend.

In de jaren zeventig voerden veel landen quotasystemen in om overbevissing te voorkomen. Het recht om ergens te vissen kwam in handen van private bedrijven. Die hoefden daar niets voor te betalen. In feite werd de visserij zo geprivatiseerd. Onderzoekscollectief Spit deed onderzoek naar de gevolgen en stuitte op monopolievorming, overbevissing, belastingontduiking, inkomensongelijkheid en een onbreekbare lobby. In weinig landen komt het probleem zo aan de oppervlakte als in Faeröer, dat voor negentig procent afhankelijk is van de visserij. Volgens economen een schoolvoorbeeld van waar het mis kan gaan bij het privatiseren van natuurlijke hulpbronnen.

'Het meest communistische systeem ter wereld'

Ex-visserijminister Hoydal staat voor het raam, naast de eettafel van zijn huis aan de rand van Tórshavn. De vlot pratende, energieke vijftiger kijkt uit over de oceaan, waar vissersbootjes traag uit beeld verdwijnen. ‘Als ik de eerste walvis zie, krijg ik de grootste’, grapt hij. Volgens de traditie werd de rest verdeeld onder de andere inwoners van het eiland. ‘Niets mocht worden verkocht. Het meest communistische systeem ter wereld, niet zonder reden. Generaties lang waren tal van families afhankelijk van deze voedselbron.’

De zee is nog steeds van levensbelang voor de eilandengroep. Er wonen vijftigduizend mensen, ongeveer zoveel als de gemeente Houten. Maar de visgronden zijn de op vijf na grootste van Europa. Wat aardgas was voor Nederland is vis voor Faeröer. ‘Hier zwemt zoveel vis dat iedere inwoner er een bescheiden jaarinkomen aan zou kunnen overhouden’, zegt Hoydal. Maar waar het geld van de Groningse gasbel grotendeels in de staatskas terechtkomt, zijn de Faeröerse visrechten privé-bezit van vier grote bedrijven. De grootste is Parlevliet en Van der Plas (P&P) uit Nederland. Op de voet gevolgd door het IJslandse Samherji, waarmee P&P nauw samenwerkt.

Belasting betaalt Parlevliet en Van der Plas nauwelijks in Faeröer. En door het oligopolie is het voor jonge Faeröerders praktisch onmogelijk een visserijbedrijf op te zetten in eigen land. ‘Als minister van Visserij wilde ik de privatisering van de quota terugdraaien’, zegt Hoydal. ‘De visbestanden zouden weer overheidseigendom worden. Vervolgens zou iedere hoogste bieder via een jaarveiling toegang kunnen krijgen.’

Lobby vol [.c-highlighted]tegengas[.c-highlight-yellow][.c-highlight-yellow][.c-highlighted]

In 2018 werd Hoydals wet ingevoerd, maar de lobby van de visindustrie gaf vol tegengas, en een jaar later trok de nieuw gekozen regering de wet weer in. Klapstuk van de tegenlobby waren de in de Faeröerse pers breed uitgemeten dreigementen van Mark Rutte. ‘De Nederlandse regering maakt zich grote zorgen over de nieuwe visserijwet op de Faeröer’, schrijven medewerkers van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken aan hun Deense collega’s in een e-mail, die we verkregen door een Wob-verzoek in samenwerking met het Deense journalistieke platform Zetland. ‘Die hebben grote gevolgen voor buitenlandse bedrijven.’

In de diplomatieke mails klinkt het alsof het Nederlandse kabinet opkomt voor een breder ondernemersbelang. Maar het enige Nederlandse bedrijf dat geraakt zou worden door de hervormingen is Parlevliet & Van der Plas, een Katwijks familiebedrijf waarvan de eigenaren in de Quote 500 staan. Uit gewobte stukken in Faeröer blijkt dat ook Niek-Jan van Kesteren betrokken was bij de gesprekken. De oud-voorman van werkgeversorganisatie VNO-NCW is adviseur van P&P, Eerste-Kamerlid voor het CDA én – volgens weekblad Elsevier – een van de vertrouwelingen van Mark Rutte.

Zo lobbyde P&P met hulp van premier Rutte een onwelgevallig wetsvoorstel in een ander land weg. De gevolgen zijn groot en onomkeerbaar, zegt oud-visserijminister Hoydal. ‘Vier private bedrijven, waarvan twee uit het buitenland, verdienen straks zo’n driekwart van onze export. Je kunt je voorstellen wat dat doet met een democratie. Wie kan het dan nog tegen ze opnemen? Het zijn een soort oliesjeiks.’

De [.c-highlighted]begrafenis[.c-highlight-yellow][.c-highlight-yellow][.c-highlighted] van de kleinschalige visserij

Op het zwarte affiche staat een krans van dorre takken en visgraten, met daaronder in het Frans: ‘Het spijt de vissers, burgers en natuurorganisaties u uit te nodigen voor de begrafenis van de kleinschalige visserij (40.000 voor Christus – 25 september 2020).’ De actie is opgezet door natuurorganisaties en kleine vissers in de Bretonse vissersplaats Concarneau. Aanleiding is de doop van een nieuwe megatrawler van France Pelagique, een dochterbedrijf van het IJmuidense Cornelis Vrolijk. Terwijl kleine vissers in Frankrijk de grootste moeite hebben om midden in de corona-pandemie het hoofd boven water te houden, nipt de Nederlandse directie van de champagne.

De voormalige minister van Visserij van Faeröer is nog steeds boos op Mark Rutte. ‘Politieke chantage over de rug van een hele bevolking, voor het belang van slechts één Nederlands familiebedrijf’

Ook in andere landen hebben Nederlandse visserijbedrijven via overnames een groot deel van de nationale quota in handen gekregen. Hoeveel precies is lastig na te gaan. Informatie over quotabezit is in de meeste landen vanwege privacyregels geheim. Directeur Diek Parlevliet zei in 2012 in radioprogramma Lijn1 dat zijn bedrijf wereldwijd rechten heeft om per jaar vijfhonderd miljoen kilo vis te vangen, goed voor tweeënhalf miljard maaltijden per jaar.

In Frankrijk zijn visrechten niet vrij verhandelbaar, maar vastgeklonken aan schepen, vertelt Thibault Josse, visserijwetenschapper bij de ngo Pleine Mer, mede-organisator van het Bretonse protest. ‘Stel, een jonge schipper wil een bedrijf beginnen en hij kan een boot kopen voor honderdduizend euro, dan betalen de grote bedrijven er makkelijk drie ton voor. Puur voor de quota die op het schip zijn geregistreerd. Die schrijven ze over op hun eigen schepen, en het kleine bootje gaat naar de schroot. Jonge vissers komen niet meer aan de bak.’

Aan de andere kant van Het Kanaal leeft hetzelfde sentiment. ‘Op hun radar zien kleine vissers in Zuid-Engeland de reusachtige fabriekstrawlers die alle vis wegvangen’, zegt Chris Williams, visserij-expert bij New Economics Foundation. ‘Kleine vissers hebben massaal voor de Brexit gestemd, juist vanwege die Nederlandse megaschepen. Maar die zullen niet verdwijnen na de Brexit. Het zijn Britse bedrijven met Britse schepen die vissen op Britse quota. Alleen de eigenaren zitten in Nederland.’ De Brexit werd aan de kleine visserman verkocht als ‘een zee van mogelijkheden’. Maar in de praktijk komen de quota die het Verenigd Koninkrijk terugkrijgt na de Brexit alleen ten goede aan de grote bedrijven die al veel quota hadden, zegt Williams. Het Verenigd Koninkrijk is een van de weinige landen met een openbaar quotaregister. Daaruit blijkt dat het IJmuidense Cornelis Vrolijk met alleen de trawler Frank Bonefaas al een kwart van alle Engelse quota bezit.

Een gestoorde en deprimerende toestand

‘Vóór de Brexit was al een groot deel van alle Britse quota in handen van buitenlandse bedrijven. Van de quota die we na de Brexit terugkrijgen, belandt zeker 22 procent ook weer bij buitenlandse bedrijven.’ Intussen zien de kleine vissers hun vangst letterlijk wegrotten door nieuwe exportprocedures die veel te veel tijd kosten. ‘De ironie’, verzucht Williams. ‘Het is een gestoorde en deprimerende toestand. Grote EU-bedrijven profiteren meer van de Brexit dan de vissers die massaal leave stemden.’

In een besneeuwd fjordenlandschap, ingesloten tussen twee bergen vol klaterende watervalletjes, staat de Faeröerse visfabriek van Parlevliet en Van der Plas. Aan de kade ligt de megatrawler Naeraberg aangemeerd. Een gebroken raam is afgedekt met een kartonnen doos waar het logo van P&P op staat. Op het midden van het 95 meter lange schip staat met grote letters ‘Katwijk aan/zee’ gestanst. Uit de fabriek schieten heftrucks met ladingen vol dozen diepgevroren vis richting het containerschip Silver Bergen. Met een kraan op het dek van het schip worden de gebundelde pakketjes als legosteentjes van de grond geplukt en in de gigantische diepvries in het ruim gezet.

Volgens de wet mogen buitenlanders niet meer dan 33 procent van de aandelen in een Faeröers visserijbedrijf hebben. Op papier heeft P&P een minderheidsbelang in de Naeraberg. Maar in de praktijk delen de Katwijkers de lakens uit, zegt een voormalige werknemer: ‘Er is een Hollander op het schip die alles bepaalt. Hij vertelt de kapitein zelfs wanneer hij de netten moet binnenhalen. Dat is echt ongekend’, foetert de man. De Naeraberg is niet geliefd bij vissers. Je verdient er volgens de ex-werknemer nauwelijks de helft van wat je op andere schepen krijgt, en de werkomstandigheden zijn slecht.

De oud-werknemer laat een loonstrook zien. In de visserij is het gebruikelijk dat de bemanning betaald wordt met een deel van de vangst. ‘Naeraberg is het enige bedrijf dat daar eerst de kosten van het verpakken en invriezen van de vis van aftrekt. Op de Naeraberg wil je alleen werken om later ergens anders een betere baan te vinden.’

Grote afhankelijkheid

Praten over de macht van de Nederlanders, dat doen Faeröerders niet graag. Kwaadspreken zit niet in de volksaard van de eilandgemeenschap. Bovendien is de afhankelijkheid groot. Wie een baan zoekt in de visindustrie kan maar beter niet kritisch zijn. Op voorwaarde van anonimiteit wil een ervaren visserman wel wat vertellen over de gevolgen van de buitenlandse quotaheerschappij. ‘Mijn grootste zorg is dat het voor de volgende generatie onmogelijk wordt om nog een eigen bedrijf te beginnen in de visserij. De multinationals uit IJsland en Nederland hebben hier nu een soort koninkrijk. Wij mogen voor ze werken, als goedbetaalde onderdanen.’

Een zes kilometer lange tunnel onder de Atlantische Oceaan eindigt een eiland verderop in het stadje Klaksvik bij een rotonde met een tien meter hoge vishaak. Om maar duidelijk te maken: Klaksvik is het visserijcentrum van Faeröer. De grote man hier is Hanus Hansen. Hij is eigenaar van een groot visserijbedrijf en – op papier – meerderheidsaandeelhouder in Naeraberg, waar Parlevliet en Van der Plas een derde van bezit. Maar volgens de jaarrekeningen zit het bedrijf vol met schulden. ‘Je kunt de meerderheidsaandeelhouder zijn, maar als de minderheidsaandeelhouder je enige financier is, heb je in de praktijk weinig te zeggen’, stelt journalist Jan Lamhauge, die de Faeröerse visindustrie op de voet volgt. Een deel van die schulden wordt afgelost aan een holding in Noorwegen, die volledig in eigendom is van P&P. In 2016 vloeide op die manier achttien miljoen euro dividend naar Katwijk. In Faeröer vraagt men zich af hoe dat kan, aangezien Naeraberg al jaren geen winst maakt – en dus ook geen belasting betaalt.

Ook in Klaksvik staat een gigantische visfabriek. Op de gevel zit een schildplaatje geschroefd: ‘Je maintiendrai’ staat er onder het logo met twee Nederlandse leeuwen. Nederlanders die in Faeröer hun paspoort kwijtraken moeten langs deze visfabriek, die dienst doet als consulaat. Hanus Hansen is behalve directeur van Naeraberg ook honorair consul. Dat maakt de lijntjes met het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken kort. Ook in eigen land is Hansen invloedrijk. Hij heeft zijn eigen koffiemok in het parlement met de letters ‘HH’.

Democratische [.c-highlighted]nachtmerrie[.c-highlight-yellow][.c-highlight-yellow][.c-highlighted]

Aan de keukentafel in zijn huis in Tórshavn schenkt ex-minister Høgni Hoydal de koffie nog eens bij. Om iets aan de situatie te veranderen – betere arbeidsomstandigheden, meer mogelijkheden voor jonge, Faeröerse vissers, meer inkomsten voor de staat – is de politiek aan zet. Maar de economische macht van de bedrijven die de visquota bezitten, heeft zich vertaald in politieke macht. ‘Toen wij in 2017 de privatisering wilden terugdraaien, zei Hanus Hansen tegen zijn personeel: “Dan moet ik de fabriek sluiten en zitten jullie zonder baan.” Dus die fabrieksarbeiders stemmen niet meer op ons. We zijn hier in een democratische nachtmerrie beland’, verzucht Hoydal.

De systemen met verhandelbare quota kwamen in de jaren zeventig tot stand door een wonderlijke alliantie van natuurbeschermers en economen en politici uit de neoliberale school. Het idee: als vissers zelf eigenaar zijn van de quota zullen ze beter voor de visbestanden zorgen. De verhandelbaarheid van de quota op een markt zou voor meer efficiëntie zorgen.

In 2012 was Diek Parlevliet te gast bij het NTR-radioprogramma Lijn1. Met hun schip Abel Tasman waren de Katwijkers afgereisd naar Australië om daar jaarlijks achttienduizend ton vis te vangen. De Australiërs schrokken zich rot van het 142 meter lange ‘ship from hell’. Onder druk van Greenpeace en de publieke opinie vaardigde de Australische Labor-regering een wet uit die trawlers langer dan 130 meter verbood in Australische wateren te vissen. Diek Parlevliet begreep er niets van: ‘De milieuorganisaties en partijen als de Groenen zijn bang dat wij met onze grote boot heel Australië gaan leegvissen. Maar net zoals wij netjes belasting betalen, houden we ons ook aan de quotaregels van het land waar wij vissen. Dat is ook in ons eigen belang. De zeeën leegvissen zou kortetermijnpolitiek zijn. Wij zijn vissers en wij willen de quota doorgeven aan onze kinderen. Daarom vissen wij alleen de rente uit de zee, en houden we het kapitaal intact.’

Maar volgens econoom Daniel Bromley gebeurt precies het tegenovergestelde. De emeritus hoogleraar economie aan de Universiteit van Wisconsin, gespecialiseerd in de visserij, ziet de privatisering van de visquota als onderdeel van een bredere beweging. Natuurlijke hulpbronnen die voorheen door de overheid werden beheerd, zoals zilver, olie, water en CO2-emissierechten, werden omgekat in verhandelbare goederen.1 Dat leidde in alle gevallen niet tot goed rentmeesterschap maar tot monopolisering en winstmaximalisatie.

In het geval van de visserij komt daar het probleem van overbevissing bij. ‘Wereldwijd staan de visbestanden enorm onder druk. Dat laat zien dat het beleid faalt’, aldus Bromley. Voor de grote bedrijven vormt het opvissen van de visbestanden niet per se een probleem. ‘In plaats van de visbestanden intact te houden kan het economisch gezien rendabeler zijn om de zee zo snel mogelijk leeg te vissen en de opbrengst te beleggen in andere sectoren’, doceert Bromley. In Nederland doen de grootste visfamilies ook aan risicospreiding en zitten ze al lang niet meer alleen in de vis, maar ook in bloembollen, vastgoed, staal, verzekeringen en de bouw.

Spookdorpen

In IJsland, ook sterk van de visserij afhankelijk, veranderde die financialisering ooit levendige vissersplaatsjes in spookdorpen, zegt hoogleraar Thorolfur Matthiasson van de Universiteit van Reykjavik. ‘De bedrijven met grotere, efficiëntere schepen kochten de quota van de kleine vissers op. Met als gevolg dat er geen werk meer was in de vissersdorpen, die vervolgens leegliepen. Mensen die hun pensioen hadden opgebouwd in hun eigen woning zijn in één klap hun vermogen kwijt.’

De winnaars van het beleid waren de quota-koningen. Zij vormden de nieuwe financiële elite, die niet alleen verdient aan het vangen van de vis maar ook aan de handel in quota. De vangstrechten hebben een papieren waarde, die je kunt gebruiken als onderpand om in andere sectoren te investeren. In IJsland droeg die nieuwe papieren rijkdom sterk bij aan de bankencrisis van dat land in 2008, die voortkwam uit een mix van hebzucht, hoogmoed en politieke corruptie.

Wat in IJsland in het klein gebeurde, komt volgens Daniel Bromley voort uit dezelfde Zeitgeist die de Grote Financiële Crisis veroorzaakte: ‘Het idee dat de overheid zich niet met economie bemoeit.’ Je geeft het ‘kapitaal’ van het land aan een groep ondernemers met het idee van een soort efficiency. Vervolgens hoop je er aan het eind van de rit via belastinginkomsten ook als natie beter van te worden. Maar daar gaat het volgens Bromley mis bij de privatisering van de hulpbronnen. ‘Er zijn tal van manieren om de winsten laag te houden. En de winst die overblijft wordt, zo lieten de Panama Papers zien, doorgesluisd naar allerlei belastingparadijzen.’

Als visserijminister van Faeröer wilde Høgni Hoydal het roer omgooien: ‘Als je bedrijven de quota gratis geeft en achteraf belasting laat betalen, zijn er tal van manieren om de winst te drukken. In het huidige model moet je een gigantisch systeem optuigen om bedrijven te controleren. Betalen ze wel genoeg belasting? Rekenen ze eerlijke prijzen als ze vis verkopen aan hun eigen verkoop-bv’s? Zit het bedrijf vol dure leningen? Economische criminaliteit is moeilijk te bewijzen. We hebben het geprobeerd, maar we kregen het niet eens voor elkaar om het netwerk van alle dochterbedrijven van deze multinationals in kaart te brengen. Het is haast onmogelijk om de geldstromen te volgen.’

Daarom besloot hij in 2017 de privatisering terug te draaien. ‘Vanuit het idee dat natuurlijke hulpbronnen eigendom zijn van het volk. Als de quota weer in overheidshanden zijn, kun je ze om de zoveel jaar via een veiling verkopen aan de hoogste bieder. Zo belast je aan het begin van de keten en hoef je dat controlesysteem niet op te tuigen. Bovendien kun je dan als overheid veel beter sturen op het in stand houden van de visstanden, op te grote inkomensongelijkheden en ga zo maar door.’

Sterkere  [.c-highlighted]tegenlobby[.c-highlight-yellow][.c-highlight-yellow][.c-highlighted]

Maar de tegenlobby bleek sterker. ‘Elke conferentie of bijeenkomst waar ik als visserijminister naartoe ging, kwam ik P&P-mensen tegen om te ageren tegen onze nieuwe viswetgeving en om mijn partij in diskrediet te brengen. Dat is ze hier gelukt. Het ging de tegenlobby niet alleen om het kleine Faeröer, en misschien zelfs niet alleen om de vis’, vermoedt Hoydal. ‘De gedachte was ook: als wij het voor elkaar krijgen om de privatisering terug te draaien, dan krijg je een olievlek naar veel meer landen en sectoren waar de toegang tot hulpbronnen in private handen is terechtgekomen.’

De politici die nu in het parlement van Faeröer zitten, waren voorheen lobbyisten van de visindustrie. ‘Parlevliet en Hansen zouden net zo goed zelf in het parlement kunnen gaan zitten, dat zou efficiënter zijn’, zegt Hoydal cynisch. De voormalige visserijminister die zich hard maakte voor verandering vult zijn dagen nu in de oppositie. En met het renoveren van zijn huis, met uitzicht op de oceaan, dat hij onlangs overnam van zijn vader.

Bron:

Bron:

Bron:

Meer dossiers