Voor droge voeten
Boeren proberen hun invloed in de besturen van de waterschappen zo veel mogelijk te bestendigen en uit te breiden. De belangen zijn groot, de te verdelen groene-energiesubsidies fors, dus aan de geborgde boerenzetel mag niet worden getornd.
‘Water vormt voor mij de basis van de maatschappij.’ Op de site van Brabantse Delta stelt waterschapsbestuurder Niels Mureau zich voor als sportieve natuurliefhebber die met zijn rusthuis voor paarden en een kudde blonde d’aquitaine-runderen ‘zo dicht mogelijk bij de natuur staat’. Bij het waterschap zet hij zich fulltime in voor ‘voldoende zoetwater voor landbouw en natuur’.
Mureau is een trotse boer. ‘Als je goed bent voor de koe, is de koe goed voor jou’, zei hij tegen BN/De Stem. Zijn Franse vleesrunderen kunnen buiten grazen bij Hoeve ’t Boschend bij het Brabantse dorp Wagenberg. ‘Ik mag mijn vlees niet biologisch noemen’, beklaagde hij zich ook. ‘Want daarvoor moet je stapels papieren invullen en een hoop betalen.’ Toch is Mureau niet bepaald een boer die de wegen naar bestuurlijk Nederland en de bijbehorende formulieren niet weet te vinden.
Sinds 2002 is hij actief lid van de Land- en Tuinbouworganisatie (LTO). Via de LTO zat hij ook tot eind 2019 bij de vakgroep VleesVee – een lobbyclub die oud-staatssecretaris Henk Bleker (van Landbouw en, toen nog, het CDA) aan het roer had. Mureau is heemraad. Die functie bij het waterschap is te vergelijken met die van een wethouder van een gemeente. Naast zijn bestuurstaken bij de overheid heeft hij ook een eigen adviesbureau dat (lokale) regels en (toekomstige) plannen van de overheid analyseert. Hij helpt, kortom, vooral boeren met het regelen van vergunningen. ‘Agrarische gebieden worden geclaimd voor infrastructuur, verstedelijking en ecologische projecten’, schrijft hij. ‘Mureau Advies helpt boeren deze bedreigingen om te zetten in potentiële winsten.’
Mureau weet als geen ander wat er bestuurlijk allemaal speelt. Al in 2004 was hij te vinden in het algemeen bestuur van het waterschap. Toen nog werden alle bestuursplaatsen binnen de 21 waterschappen verdeeld tussen agrariërs, pachters en bedrijven; een klein gedeelte bleef over en werd ingevuld door de gemeenteraden. Sinds 2008 kan iedereen ook via politieke partijen meedoen met de waterschapsverkiezingen. Dat is democratischer, besloot Den Haag. En eerlijker, want ook de ingezetene (de burger) betaalt waterschapsbelastingen. Daarnaast is de geborgde zetel óók gebleven. Wat het systeem voor buitenstaanders nog ondoorzichtiger maakt.
In 2008 stopte Mureau als bestuurder, maar sinds 2015 vertegenwoordigt de agrariër de fractie Ons Water/Waterbreed in het waterschap; een verzameling ‘onafhankelijke’ kandidaten die niet meedoet via een partij en die dus ook een nogal algemeen programma kent dat zo neutraal mogelijk oogt met punten als goede waterzuivering en droge voeten. Maar de lokale LTO-afdeling presenteert Mureau wel degelijk als hún kandidaat. De belangenorganisatie interviewde uitgebreid al hun leden die zich kandidaat stelden, dus ook de boer uit Wagenberg. ‘Stop met het aanleggen van nieuwe natuur’, zei hij. ‘Zorg er eerst maar eens voor dat bestaande gebieden goed worden beheerd.’
Hij hoopte toen op vier zetels, want dat vergrootte de kans op een plaats in het dagelijks bestuur. ‘Ik zit liever niet in de oppositie. Maar ja, de kiezer bepaalt.’ En die kiezer beloonde de – op het eerste gezicht – neutrale agenda van Ons Water/Waterbreed. In 2019 zelfs met zes zetels. Mureau kan zijn plannen als heemraad verwezenlijken. Ook de LTO kan tevreden zijn over de resultaten. Een prominent lid is gekozen in het dagelijks bestuur en dan heeft de organisatie daar ook nog een geborgde zetel, die melkveehouder Kees de Jong bezet. Daarmee vertegenwoordigen twee van de vijf heemraden in het schap de Brabantse Delta een agrarisch LTO-belang. Mureau zegt tegen De Groene dat hij ‘als bestuurder voor het algemeen belang staat, en niet voor sectorale deelbelangen’. Dat hij actief is met andere nevenfuncties verbindt hem, zegt hij, met de praktijk. ‘Dat verrijkt me in het bestuurswerk.’
De waterschappen moesten democratischer worden, was het idee achter de invoering van de verkiezingen in 2008. Het grootste gedeelte van de zetels wordt sindsdien verdeeld onder politieke partijen waar iedereen nu op kan stemmen. De provincies bepalen per waterschap hoeveel zetels geborgd zijn, dus schommelt het aandeel belangenzetels in de waterschappen tussen de twintig en dertig procent. De LTO en andere lobbyorganisaties vreesden dat boeren hierdoor minder te vertellen kregen. Die vrees blijkt onterecht.
Het onderzoekscollectief Spit onderzoekt samen met De Groene Amsterdammer en Argos de waterschapswereld en ontdekte dat het boerenbelang zwaar weegt bij bijna alle waterschappen. Waterschapsbestuurders zijn volgens integriteitscodes verplicht de nevenfunctieregisters in te vullen, maar ze doen dat lang niet allemaal. Uit het register van de Kamer van Koophandel, LinkedIn-pagina’s en andere openbare bronnen blijkt dat minstens 27 bestuurders ‘vergaten’ een boerderij of agrarische lobbyfunctie op te geven. Alle opgegeven en niet-opgegeven bijbanen zijn nu verwerkt in een dataset van meer dan zeshonderd bestuurders.
Daaruit blijkt dat één op de vijf algemene bestuurders agrariër of vertegenwoordiger van het boerenbelang is. Ze hebben een geborgde boerenzetel, maar er zitten ook vijf bestuurders met een agrarische nevenfunctie op een zetel die speciaal voor bedrijven is gereserveerd. En als het geborgd niet lukt, dan komen ze vaak via het CDA (22 keer) of de VVD (negentien keer) binnen. Bij de combinatie SGP/ChristenUnie zitten vier bestuurders met een boerenachtergrond. Daarnaast zijn er veertien via een lokale partij op het pluche van de waterschappen terechtgekomen, vaak zijn dat dan verzamelingen van ‘onafhankelijke’ kandidaten die weer door de LTO worden gesteund.
Dat boeren macht hebben in de waterschappen is ook te zien aan de posities die ze daar bekleden. De oudste bestuurslaag van Nederland kent nog een monistisch systeem. Dat bestaat uit algemeen bestuurders die deeltijd het beleid vaststellen en controleren en dagelijks bestuurders (de dijkgraaf en de heemraden) die het beleid uitvoeren, maar ook meestemmen over datzelfde beleid. In achttien van de 21 waterschappen zitten boeren in het dagelijks bestuur. Die hebben dus een fulltime functie en doen de boerenzaken erbij. Bij de Drents Overijsselse Delta heeft dijkgraaf (een functie die te vergelijken is met een burgemeester) Dirk-Siert Schoonman nog ‘een bijbaan’ als akkerbouwer. Bij alle 21 schappen zitten 88 fulltime betaalde heemraden, een kwart heeft een agrarische bijbaan. Ter vergelijking: drie heemraden zetelen namens de natuur bij de schappen. En één daarvan, Bert de Groot van De Stichtse Rijnlanden, heeft een mandaat namens alle belangen, dus voor natuur, landbouw én economie.
Het belang van boeren in de waterschappen is zo oud als de waterschappen zelf. Zij zijn de eerste die natte voeten krijgen, stellen ze. Bovendien betalen ze duizenden euro’s aan waterschapsheffingen. Wie betaalt, bepaalt, roepen de agrariërs in koor. Watergangen zoals sloten en beken liggen op hun percelen en zij onderhouden die. Net zoals ze zoetwateropslag regelen. Waterschappen zijn een functionele democratie, zeggen de boeren, die zij – met hun gezonde boerenverstand – het best kunnen leiden. Zonder vaste zetels voor de boeren zullen de waterschappen ‘politiseren’ en zal er geen aandacht zijn voor de lange termijn, menen zij.
Dit zijn de standaard argumenten zodra de geborgde zetels ter discussie staan. In 2020 adviseerde een commissie, ingesteld door de minister van Infrastructuur en Waterstaat, om de vaste zetels af te schaffen. ‘Alle partijen in de besturen nemen de deelbelangen van de geborgde zetels ook wel mee. Het is dus niet meer nodig’, zegt oud-dijkgraaf Paul van Erkelens van Wetterskip Fryslan die in deze commissie zat. ‘Ook bij de VVD, het CDA en andere partijen wordt er aan belangen van boeren, natuur en bedrijven gedacht.’ Cora van Nieuwenhuizen, de toenmalige minister (VVD) maande de commissie tot haast, dus het advies kwam snel.
Maar er werd minder haastig tot actie overgegaan. Ze vroeg het adviesorgaan van de fysieke leefomgeving om een advies over het advies. ‘Daar kwam natuurlijk exact hetzelfde uit.’ En nu gebeurt er helemaal niets meer vanuit de demissionaire regering. Van Erkelens benadrukt dat de geborgde zetels belangen vertegenwoordigen van grote clubs als de LTO. ‘Die zijn best in staat een flinke lobby op te tuigen. Ik denk dat de minister bezoek heeft gehad van die groeperingen.’
Gelobbyd wordt er flink, ook voor het behoud of de instelling van (groene) subsidies. Via allerlei potjes valt er voor boeren bij de waterschappen wat te halen
De volksvertegenwoordigers in de Tweede Kamer kregen volgens het lobbyregister in elk geval geregeld bezoek van lobbyiste Adinda Lodders namens de LTO. Ze is een telg uit een echte VVD-familie: haar vader is naast agrarisch makelaar en voorzitter van de lokale LTO-afdeling zowel VVD-gedeputeerde als wethouder geweest. Haar tante Helma Lodders zat, met landbouw in de portefeuille, in de Tweede Kamer en ging na haar vertrek direct aan de slag als agrarisch lobbyist als voorzitter van Vee & Logistiek Nederland. Adinda Lodders is zelf ook geen onbekende in Den Haag: ze was hiervoor fractiemedewerker bij de VVD.
Net als de landbouworganisatie zegt ook werkgeversorganisatie VNO-NCW alles op alles te zetten om te voorkomen dat de geborgde zetels verdwijnen. Omdat de minister maar bleef treuzelen, diende het Tweede-Kamerlid Laura Bromet (GroenLinks) een initiatiefwet in die voorstelt dat álle waterschapszetels straks via verkiezingen lopen. Vooralsnog kan dat voorstel rekenen op een krappe Kamermeerderheid. Tot afschuw van de werkgevers. ‘Hoe krijg je de deelbelangen zo economisch mogelijk voor elkaar?’ Dat is volgens Frank Harbers, die namens bedrijven in het algemeen bestuur van Rivierenland zit, de essentie van de geborgde zetel. Dat moet je sámen met die andere belangen doen. ‘Het is letterlijk polderen.’ Het zou volgens hem ‘jammer zijn’ als dat straks ‘alleen via de lobbykamertjes’ kan. Want dat is, zegt hij, de ultieme consequentie van het schrappen van de geborgde zetel. ‘Dan is het niet meer transparant waar iets vandaan komt. Wat nu al in de Tweede Kamer gebeurt.’
Ondertussen wordt er – in elk geval in Den Haag – volop in alle kamertjes gelobbyd voor het behoud van die geborgde zetels. ‘Als je waterschappen volledig democratisch maakt, verkwansel je de belangen van partijen die belang hebben, dat zou dramatisch zijn’, zegt Jan Bessembinders, secretaris milieu en circulaire economie bij VNO-NCW. De initiatiefwet is volgens hem ‘de oplossing van een niet-bestaand probleem’ en daartegen gaat de werkgeversorganisatie ‘natuurlijk’ lobbyen. De belangenclub ziet bij enkele partijen – welke willen ze niet zeggen – nog wel wat kansen.
Van Erkelens heeft vaker – mede dankzij een stevige lobby – een kritisch rapport in de la zien verdwijnen. Negen jaar geleden schreef hij mee aan een rapport voor de Unie van Waterschappen (UvW), dé vertegenwoordiging van álle schappen, over een ander heikel thema: problemen met het belastingstelsel oplossen, en vooral te zoeken naar een eerlijke verdeling.
Tot 1995 hoestten boeren 34 procent van het totaalbedrag aan waterschapsbelasting op. Vandaar dat agrariërs er graag op hameren dat ze méér te zeggen hebben dan de doorsnee burger. Alleen betalen de boeren, door de invoering van een nieuw systeem, al lang niet meer zo veel. Van de drie miljard euro die aan waterschapsbelasting werd opgehaald, zo berekende de Unie van Waterschappen in 2018, is 2,2 miljard euro betaald door gewone inwoners. Bedrijven betaalden 496 miljoen euro en de boeren slechts 182 miljoen euro.
Door middel van een taskforce stelde Van Erkelens in 2011 voor het heffingssysteem te wijzigen en vooral ook een stuk transparanter te maken. Hij sprak met álle betrokkenen, dus ook met de waterschappen en de LTO. De conclusies legde hij neer bij de toenmalige staatssecretaris Joop Atsma (CDA). ‘Maar die deed er niks mee. Omdat de LTO uiteindelijk toch ging lobbyen om minder te hoeven betalen.’ Het steekt hem dat het werk zo in een lade wordt verstopt. ‘Als de waterschappen, een belangrijke overheidsorganisatie, unaniem met een voorstel komen is het gek dat dit niet zwaarwegend is en zomaar van tafel kan worden geveegd door een paar lobbyisten.’
Het is gek, maar zeker niet ongebruikelijk in Den Haag. Jan Nieuwenhuis is algemeen bestuurder bij Zuiderzeeland (Water Natuurlijk) en voorzitter van een landelijke werkgroep die keek naar de financiën bij de waterschappen. ‘Drie keer is geprobeerd het belastingstelsel te herzien.’ Twee keer tevergeefs en nu spant het er weer om. ‘De geborgde zetels in de waterschappen hebben een dikke vinger in de pap en werken sturend als het gaat om lastenverdeling.’ En zo komen de lasten vooral terecht bij de huiseigenaren en ingezetenen (de pachters): die betalen in totaal tachtig procent van de drie miljard aan waterschapsbelastingen.
Volgens Nieuwenhuis moet belasting uitlegbaar zijn volgens een aantal principes, zoals de vervuiler en gebruiker betaalt. Dat gebeurt nu niet. Bij nachtvorst zorgt het waterschap Zuiderzeeland er bijvoorbeeld voor dat er voldoende oppervlaktewater is om bloesem van fruitbomen te beschermen. Daar betalen de telers nu niets extra’s voor. Of neem Zeeland, waar veel grond is verzilt. Het waterschap heeft allerlei investeringen gedaan om zoetwater in de akkerbouwgebieden te krijgen; daar betalen de akkerbouwers niets extra’s voor, stelt Nieuwenhuis.
Sinds 2019 werkt de Unie van Waterschappen aan een voorstel om de ‘knelpunten’ in het heffingssysteem op te lossen. Na een consultatieronde van een jaar, waar echt alle belanghebbenden aan deelnamen, stemden de 21 waterschapsbestuurders eind vorig jaar unaniem voor het hervormingsvoorstel. Ook de LTO was akkoord. Het werd in december naar de minister gestuurd. Alleen ging VNO-NCW toch ineens koffie drinken met de minister. Terwijl de werkgevers nota bene ook instemden met het voorstel.
De lobbyclub is het niet eens met de zogeheten tariefdifferentiatie (waardoor besturen andere tarieven kunnen hanteren voor bedrijfspanden). Volgens VNO-NCW is dit plan er op het laatst ingefietst. Volgens de Unie van Waterschappen is dat niet waar. Maar door het kopje koffie is de hele hervorming (de tariefdifferentiatie is slechts vijf procent van het geheel) op de lange baan geschoven, want Van Nieuwenhuizen wilde toch echt graag een unaniem gedragen voorstel. In Argos toonde Rogier van de Sande, voorzitter van de unie, zich begin deze maand verrast door de actie van VNO-NCW die een jaar lang mee vergaderde. ‘Als de minister dan een wetsvoorstel moet maken, dan stap je kennelijk een andere arena in.’ Bestuurder Jan Nieuwenhuis: ‘Er is een heel democratisch proces binnen de waterschapsbesturen doorlopen. Dat VNO-NCW zich er achteraf dan mee gaat bemoeien illustreert dat Nederland een lobbycratie is.’
Gelobbyd wordt er flink, ook voor het behoud of de instelling van (groene) subsidies. Via allerlei potjes valt er voor boeren bij de waterschappen wat te halen. Via het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (een initiatief van de LTO, het rijk en de waterschappen) kunnen ze aanvragen doen om te werken aan schoon en voldoende water en een betere bodem. Duizenden agrariërs profiteren van honderden projecten. Zoals bijvoorbeeld nieuwe wasplaatsen voor landbouwvoertuigen zodat er minder bestrijdingsmiddelen in oppervlaktewater komen. Of het klimaatbestendig maken van boerenland. Of methodes ontwikkelen om ook op zilte grond aardappelen te kunnen telen.
Als er geld te halen valt is de LTO er als de kippen bij om aan te kondigen dat boeren en tuinders met behulp van windturbines kunnen helpen de klimaatdoelen te behalen. Een van de boeren die hier graag aan meewerken is Arnold Langeveld. In het dagelijks leven is de goedlachse akkerbouwer ook voorzitter van de LTO-afdeling Texel. Daarnaast is hij algemeen bestuurder bij het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Op de site van dat schap is de VVD-volksvertegenwoordiger te benaderen via een e-mailadres van lobbyclub LTO. In de praktijk merkt hij hier ‘geen wrijving, ik ben een man van de praktijk – ondernemend van aard’. Langeveld poseert graag op zijn akkers met bloemenranden wanneer hij de pers te woord staat over zijn initiatief om water in de winter op te slaan. Dat is nodig, want boeren hebben te maken met een verbod op beregening, meldt hij. Het project is onder de hoede van Innofund, een club die op zoek gaat naar subsidies zoals het Waddenfonds, en jawel: het hoogheemraadschap. Voordat De Groene de kans krijgt ernaar te vragen noemt Langeveld zijn zoetwaterproject als voorbeeld waar hij wel wrijving merkte: ‘daar zijn toch subsidies mee gemoeid, dus ben wel bezig daar uit te stappen want dat is lastig’.
Fascinerend: de eenheidsworst die wij aantreffen in de waterschapsbesturen. We vinden voornamelijk (melk)veehouders en veevoerproducenten met een LTO-bestuursfunctie
Het kenniscentrum van de waterschappen, Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (STOWA), is dan ook een groot voorstander van het in stand houden van subsidies, zoals die op windturbines: ‘De business case wordt alleen maar beter als er gebruik kan worden gemaakt van subsidies.’ Daarnaast zijn voor de boeren zelf de gesubsidieerde zonnepanelen of windmolens soms bittere noodzaak. ‘Om een fatsoenlijke boterham te verdienen doet de helft van de boeren er iets bij’, kopte Dagblad van het Noorden november vorig jaar. Stroom uit zon en wind geeft een vast inkomen voor het bedrijf. Een trend die ook blijkt uit de dataset die Spit maakte: onder de waterschapsbestuurders zijn er 23 eigenaren, initiatiefnemers en coöperatieleden van windmolenparken.
De windmolens draaien deels op subsidiegeld. Net als alle andere vormen van duurzame energie: om de klimaatdoelen te halen stellen overheden allerlei potjes ter beschikking. De wirwar van partnerschappen, deals, samenwerkingsovereenkomsten en proefboerderijen is bijna niet te doorgronden. Wél duidelijk is dat de interesse voor duurzaamheid vanuit de agrarische sector in de waterschappen zich beperkt tot groene energie.
De grootste Nederlandse biogasleverancier – suikerbietenfabrikant Royal Cosun BV – blijkt tevens een opvallende leverancier van waterschapsbestuurders. Dit is niet zonder reden. Het bedrijf, voorheen de Koninklijke Suiker Unie, is de enige suikerbietverwerker op Nederlandse grond, waarop ongeveer achtduizend akkerbouwbedrijven in totaal 81.500 hectare aan suikerbieten telen. Het is daarmee een van de belangrijkste gewassen die hier geteeld worden. In de fabrieken in Dinteloord (Noord-Brabant) en Vierverlaten (Groningen) wordt met name kristalsuiker gemaakt. Behalve voor de suikerklontjes voor in de koffie wordt een groter deel gebruikt voor de industrie die het voor frisdrank, brood en gebak gebruikt.
De restproducten zijn minder zoetsappig: de zogeheten schuimaarde bevat bijvoorbeeld stikstof en fosfaat, maar ook het spoelwater is verontreinigd. Het afvalwater komt terecht bij rioolzuiveringsinstallaties waar zo veel mogelijk wordt verwijderd door actief slib. Restanten worden op het oppervlaktewater geloosd. ‘Waar in de waterketen maatregelen het best genomen kunnen worden, en wie de kosten moet betalen is nog onderwerp van brede discussie’, concludeert de denktank van de waterschappen, STOWA.
Bedrijven worden door overheidssubsidies een handje geholpen om afvalwater zo goed mogelijk te zuiveren voordat het in het rioolsysteem komt. Dankzij subsidies kunnen zij experimenteren met nieuwe technologieën. Royal Cosun probeert – met subsidies vanuit het rijk, provincie en waterschap – energie te winnen uit afvalwater, ‘bioplastic’ te creëren en te werken met ‘circulaire suikerbieten’. ‘Subsidies helpen ons onze ambitieuze doelstellingen te behalen’, zegt medewerker Marc van Dijk van Royal Cosun tegen het vakblad Voedingsindustrie. Het bietenimperium is dankzij de subsidies in staat om ‘klimaatdoelstellingen tot boven de norm’ op te schroeven. Tot volle tevredenheid van het ministerie van Landbouw: de fabrikant werd in de ‘realisatieplan visie’ expliciet genoemd als een van de belangrijke ‘ketenpartners’ in de energietransitie. Het bedrijf laat desgevraagd weten als ‘innovatieve onderneming gepast gebruik te maken van deze subsidies’.
De suikerfabrikant weet niet alleen goed zijn weg te vinden naar de subsidiepotjes, maar ook naar het waterschap: we tellen zeven bestuurders die een bijbaan hebben bij Royal Cosun. Dat is ook niet zo gek, want ‘de suikerfabriek is eigenlijk een waterfabriek’, aldus Frank van Noord, directeur Innovatie bij Royal Cosun. Hij is sinds 2008 ook bestuurder van waterschap Brabantse Delta. Een suikerbiet bestaat voor driekwart uit water, beschrijft hij in een presentatie. ‘Dat water moet de fabriek weer verlaten.’ Samen met het water dat in de fabriek wordt gebruikt om de bieten te wassen (en vervuild is met zand en klei).’ En dit is geen klein bier. ‘Het betreft hier al snel 16.500.000 liter water!’ Om het water schoon te houden (via een zogeheten Blue Deal), zijn ‘een soepel vergunningsproces, goede locaties, subsidies en hoogwaardige kennis’ noodzakelijk.
Als heemraad had Johan van Driel bij het waterschap Hollandse Delta waterkwaliteit in zijn portefeuille. De akkerbouwer was lid van het CDA, maar zat als lokale LTO-voorzitter op een geborgde zetel. Daarnaast zit hij sinds 2012 in de raad van toezicht van Royal Cosun, sinds 2020 is hij daar voorzitter. Afgelopen maart stapte hij samen met drie andere heemraden op na een vernietigend rapport over de bestuurscultuur bij het schap. Het was volgens de onderzoekers ‘grondig mis’ in het dagelijks bestuur en er was een ‘onwerkbare situatie ontstaan’ door een ‘verziekte bestuurscultuur’. Van Driel wilde later in een nieuw interim-bestuur, maar daar staken de andere waterschapsbestuurders een stokje voor. De dijkgraaf (oud-hoofdredacteur Jan Bonjer van het FD) die in 2020 aantrad zit er nog wel. Het algemeen bestuur ruziet, een half jaar later, verder nog steeds over wie de heemraden gaan worden.
De voormalig voorzitter van de raad van toezicht van Royal Cosun, Jakob Bartelds, is ook geen vreemde van het waterschap. Als eigenaar van een akkerbouwbedrijf met windmolen was hij naast bestuurslid van de LTO en Agriver (een verzekeraar voor agrariërs) ook van 2000 tot 2016 lid van het dagelijks bestuur en zelfs loco-dijkgraaf van waterschap Hunze en Aa’s. Bartelds kwam in 2015 in opspraak nadat hij als voorzitter van Hefpunt (de organisatie die belasting heft voor het waterschap) de op non-actief gestelde directeur van Hefpunt negenhonderdduizend euro aan waterschapsgeld meegaf als wel zeer goudomrande ontslagvergoeding. De commotie snapte hij destijds niet. Het was een pijnlijke aangelegenheid, aangezien Bartelds enkele maanden daarvoor nog was onderscheiden met een lintje wegens zijn ‘tomeloze inzet voor de waterschappen’. Sinds 2020 is hij weer, via een geborgde LTO-zetel, terug in het waterschap als heemraad.
Milieukundige Johan Raap wordt naar eigen zeggen door Royal Cosun betaald om ‘de goede dingen te doen’ binnen het bietenimperium. Als er zorg is over emissies in het water of de bodem, dan zegt hij dat ‘keihard’ en hardop. ‘Als de overheid ons vraagt op te treden, dan moeten we dat doen, want de mensen die bij ons werken maken ook deel uit van de maatschappij.’ Sinds 2019 zit hij via een geborgde bedrijvenzetel (‘ik voel me niet thuis bij een politieke partij’) bij Aa en Maas. ‘'Via Avans Hogeschool, omdat ik wat projecten deed met studenten.’ Hij windt zich vooral op over het gebrek aan inhoud bij de andere bestuurders. ‘Ik heb ook weleens verzucht “eet een boterham met pindakaas en reken uit hoeveel trappen u daarmee op kunt lopen, en als dat te moeilijk is voor u, blijf dan weg uit de energiediscussie”.’
Hoewel de geborgde waterschapsbestuurders claimen op te komen voor het algemene (dus niet het individuele) boerenbelang is de vraag of dit inderdaad wordt behartigd door spelers als Royal Cosun, VNO-NCW en LTO Nederland. Neem laatstgenoemde: melkveehouder Leonie Bosch noemde de ledenaantallen in een blog ‘het best bewaarde geheim van LTO’. Tegen Vrij Nederland liet ze weten dat de belangenbehartiger nog geen 34 procent van de sector vertegenwoordigt, waar dit volgens de LTO zelf op 53 procent ligt. De getallen zijn niet te controleren want de belangenbehartiger publiceert sinds 2015 geen jaarverslagen meer. Overigens worden de waterschapsbestuurders niet gekozen door de leden, maar worden ze vanuit het LTO-bestuur zelf voorgedragen.
Een derde grote speler in de agrarische sector is, niet geheel verrassend, de voormalige verzameling van boerenleenbanken, de Rabobank. In de waterschappen zetelen in totaal zestien Rabobank-bestuursleden. Net als boerenlobby LTO en de grote agrarische bedrijven zoals Royal Cosun ziet ook de Rabobank wel brood in de energietransitie. Van groot belang, volgens dijkgraaf Luzette Kroon van Wetterskip Fryslan: ‘Perspectief bieden is enorm belangrijk (…) er zijn nu bijvoorbeeld banken, zoals de Rabobank, die het investeren in een transitie mede mogelijk maken.’ Zo investeert de Rabobank (samen met waterschap Rivierenland en zuivelfabrikanten) in ‘toekomstbestendig boeren in het Groene Hart’ en lanceerde de bank samen met de Nederlandse Waterschapsbank en het Nationaal Groenfonds het ‘Klimaatfonds voor de landbouw’.
De riante subsidieprogramma’s en investeringen worden gepresenteerd als een handreiking naar ‘de boer’, maar de vraag is: welke boer precies? De Volkskrant berichtte vorige maand nog over een nieuwe generatie boeren die graag duurzamer willen werken, maar juist bij de Rabobank voor een dichte deur komen te staan. Hun nieuwe plannen passen niet binnen de oude regels. ‘De Rabobank heeft gigantisch verdiend aan boeren. Is het gek om te vragen dat ze ook een bijdrage levert aan de transitie van de landbouw?’ vroeg kippenboer Ruud Zanders zich af.
‘“De” Nederlandse boer bestaat niet’, concludeerde minister Carola Schouten november vorig jaar in het FD. Hiermee echode ze de conclusie van CBS-onderzoeker en agrarisch blogger Cor Pierik: ‘De verschillen tussen de grootste en de kleinste bedrijven worden steeds groter. Ook zijn er steeds meer boeren die naast hun landbouwactiviteiten er iets naast doen: duurzame energie, streekproducten, of ze werken een paar dagen in de week elders. Het is fascinerend om te zien hoe groot de verschillen zijn.’ Hiertegen afgezet is de eenheidsworst die wij aantreffen in de waterschapsbesturen evenzo fascinerend: we vinden voornamelijk (melk)veehouders en veevoerproducenten met een LTO-bestuursfunctie. Als ze iets ‘erbij’ doen is dat vooral in de energie, met hier en daar een boerencamping. De bv’s en holdings zijn goed gevuld. Het zijn, zoals Farmers Defence Force het omschreef: ‘De vleesbazen, de zuivelbobo’s, de voerboeren, de bankiers en de gevestigde orde belangenbehartiging.’
Ondertussen manifesteert die gevestigde orde zich niet alleen in de waterschappen maar ook in Den Haag. ‘Het boerenbelang’ – wat dit ook is – wordt sinds de laatste verkiezingen met verve verdedigd door Caroline van der Plas van BoerBurgerBeweging. In het verkiezingsprogramma wordt dan ook gepleit voor het behoud van vaste boerenzetels omdat ‘inhoudelijke (hydrologische) kennis en verstand van zaken van groot belang’ is. Van belang voor wie precies, dat blijft de vraag.
Dit project is mede mogelijk gemaakt dankzij Stichting Democratie en Media en verscheen ook bij De Groene Amsterdammer.
Bron:
Bron:
Bron: