In de warmtesector is
de VOC-mentaliteit
springlevend

Bram Logger en Parcival Weijnen
30 april 2024

Belangrijkste punten uit dit
artikel op een rij:

1

Een kilometerslange pijpleiding moet woningen in Den Haag gaan verwarmen met restwarmte uit de Rotterdamse haven

2

Hoewel er in de Haagse raad geen meerderheid was, tekende de wethouder tóch een contract met de Gasunie

3

Wat blijkt: de provincie Zuid-Holland moest al jaren van een probleemcontract af waar de pijpleiding uitkomst voor bood

4

Provinciale Statenleden kunnen weinig zeggen. Nagenoeg alle stukken in dit dossier zijn geheim verklaard.

In Zuid-Holland moeten 120.000 huizen verwarmd worden met restwarmte uit de Rotterdamse haven. Dat klinkt duurzaam, maar andere belangen spelen een rol.

‘Het is een buitengewoon wonderlijk verhaal’, zegt het Haagse VVD-raadslid Chris van der Helm in een vergadering op het stadhuis in Den Haag. ‘We leggen een leiding aan om restwarmte uit de Rotterdamse haven helemaal naar Den Haag te halen, in plaats van er huizen mee te verwarmen in Rotterdam. Met zogenaamd schone warmte, terwijl die afkomstig is van olie, gas en afval dat wordt verbrand. En het trieste is dat vooral mensen in de armste wijken, die nu al te maken hebben met energiearmoede, straks worden vastgeklonken op het warmtenet van een monopolist.’

Het is laat op de avond van woensdag 25 mei 2022 en de Haagse raadscommissie-Leefomgeving debatteert, voor de zoveelste keer, over het plan voor Warmtelinq. Dat is een kilometerslange ondergrondse pijpleiding die ervoor moet zorgen dat 120.000 Zuid-Hollandse woningen in de toekomst worden verwarmd met restwarmte van de industrie in de Botlek.

Maar Den Haag wil die leiding niet. In de raad is Van der Helm niet de enige scepticus. Lokale partij Hart voor Den Haag noemt de leiding consequent de ‘smeerpijp’. De Partij voor de Dieren hekelt de kap van honderden bomen die nodig is voor de aanleg en wil de stad behoeden voor een ‘fossiel huwelijk’ met de Rotterdamse haven. Denk komt op voor bewoners in de arme wijk Transvaal, waar jarenlang straten openliggen voor de aanleg.
Hoewel er in de raad nooit een meerderheid was voor het plan, tekent GroenLinks-wethouder Liesbeth van Tongeren toch een contract met Gasunie, dat de warmteleiding gaat aanleggen en exploiteren met 122,5 miljoen euro subsidie van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Volgens Van Tongeren gaat de gemeenteraad helemaal niet over de vraag of Warmtelinq er moet komen. Dat ligt op het bord van de provincie, omdat de leiding door meerdere Zuid-Hollandse gemeenten loopt. De gemeente kan hooguit eisen stellen aan de lokale inpassing. Een paar extra bomen terug planten, of een plein opknappen als het toch op de schop gaat. Maar een inhoudelijk debat over de richting van de warmtetransitie – hoe duurzaam is restwarmte uit de Botlek, moeten we niet eerst huizen isoleren, wat zijn de alternatieven? – nee, daar gaat de raad niet over. ‘Wat zitten we hier dan te doen?’ verzucht VVD’er Van der Helm. Het is inmiddels ver na middernacht.

Drie weken later, hemelsbreed een kilometer verderop, gaat het in de provinciale politieke arena ook over Warmtelinq. Het contrast met het politieke debat in de Haagse raad kan niet groter zijn. In een lacherige sfeer – de vergadering is al zesenhalf uur bezig – prijst het ene na het andere Statenlid de verduurzaming van Zuid-Holland dankzij Warmtelinq. Dezelfde politieke partijen die in de Haagse raad uiterst kritisch waren, overladen in de Provinciale Staten gedeputeerde Jeannette Baljeu (VVD) met complimenten voor het ‘huzarenstukje’ dat ze heeft verricht. Een uurtje later stemt een ruime meerderheid voor het plan om 81 miljoen euro subsidie uit te trekken voor het verlengen van Warmtelinq naar Leiden.

Foto:
Eric Middelkoop. Restwarmte uit de Botlek die anders de lucht in wordt geblazen, gebruiken voor het verwarmen van huizen. Dat klinkt als een goed idee.

Voor dertig jaar

De Klimaatwet schrijft voor dat in 2050 geen huis in Nederland nog een gasaansluiting heeft. De oorlog in Oekraïne en gasprijzen die de pan uit rijzen, maken het belang daarvan alleen maar groter. De vraag is hoe we die warmtetransitie organiseren. Doen we dat kleinschalig, van onderop, door huishoudens hun eigen energie te laten regelen met bijvoorbeeld warmtepompen en zonnepanelen?

Maken we gebruik van de kracht van burgercollectieven die zelf eigenaar willen worden van een lokaal warmtenet? Of blijven we bij het oude model en regelen we het grootschalig, top-down, door de warmtetransitie te beleggen bij grote marktpartijen als Vattenfall, Eneco en Gasunie? De Haagse gemeenteraad deed een dappere poging om over die grote vragen een politiek debat te voeren. Met de decentralisatie van het klimaatbeleid naar zogeheten regionale energiestrategieën (RES’en) lijken gemeenteraden daarvoor ook de aangewezen plek. Raadsleden staan immers dicht bij de burgers die worden geconfronteerd met energiearmoede of zelf een collectief warmtenet op willen zetten.

Den Haag werd uiteindelijk overruled door de provincie, die het top-down wilde regelen en voor Warmtelinq koos. Die keuze lijkt vooral gemaakt vanwege de belangen van de energiesector en de nasleep van het financiële debacle met het Rotterdamse Warmtebedrijf, en niet omdat het de meest duurzame en betaalbare oplossing voor burgers is. Dat blijkt uit onderzoek dat collectief Spit, mede voor de omroepen Schie, WOS en Open Rotterdam, deed naar het Warmtelinq-project.Ook het rijk kiest voor grootschalig en top-down. Dat blijkt uit het concept voor de nieuwe Warmtewet, die lijkt gemaakt voor de uitrol van warmtenetten. Maar volgens veel experts is de nieuwe wet een stap in de verkeerde richting. Zij wijzen erop dat warmtenetten worden geëxploiteerd als monopolie. Gebrek aan concurrentie is fnuikend voor het ontwikkelen van duurzamere en goedkopere verwarmingssystemen. ‘Het risico bestaat dat de energietransitie aan Zuid-Holland voorbijgaat.’

Via een aantal steile, stalen ladders is het vijf verdiepingen omhoog naar een kamertje met glazen wanden waar drie mannen in comfortabele stoelen een computerspelletje lijken te spelen. In werkelijkheid bedienen zie drie reusachtige grijparmen die in een grote bak vuilnis graaien. De bak wordt gevoed door vrachtwagens die vanaf een platform huisvuil naar beneden kieperen. Op het Rotterdamse afvalverwerkingsbedrijf AVR in de Botlek wordt 24 uur per dag, zeven dagen in de week afval verbrand.

‘De kunst is om de juiste mix van afval in de ovens te krijgen, zodat de verbranding optimaal is’, zegt Michiel Timmerije, directeur energie en reststoffen. Met die hitte wordt stoom gemaakt, die AVR verkoopt aan de omliggende industrie, omzet in elektriciteit en gebruikt voor stadsverwarming. ‘Je kunt het zien als een soort grote cv-ketel. Water komt via de pijpen van Warmtelinq afgekoeld uit de wijken naar ons toe. Wij warmen het op met het afval uit de stad en pompen het opgewarmd weer terug de huizen in.’

Het klinkt mooi. Restwarmte die anders de lucht in wordt geblazen, gebruiken voor het verwarmen van huizen. Toch zijn de zorgen van de Haagse gemeenteraad niet onterecht, zeggen deskundigen. Er zitten nogal wat haken en ogen aan het Warmtelinq-project. Dat begint bij de bron. Voorlopig is de afvalverbrandingsinstallatie van AVR in Rozenburg de enige leverancier van restwarmte. ‘Maar we moeten naar een circulaire economie in 2050’, zegt Jan-Henk Welink, expert in afvalstromen aan de TU Delft. ‘Er is dus steeds minder afval beschikbaar. Nu al moeten de Nederlandse vuilverbranders afval importeren om de ovens draaiende te houden. Wat als er een afvalverwerker failliet gaat terwijl op de oven een warmtenet is aangesloten? Dan kan de warmteleverancier de back-upketels aanzetten. Maar die draaien weer op gas, waar we juist van af wilden.’

Dat is sowieso een nadeel van het restwarmtesysteem, zeggen critici. Warmtelinq levert alleen een zogeheten basislast. Als iedereen tegelijk onder de douche springt, of als het erg koud is, moet sowieso bijgestookt worden met gasgestookte ketels die in de wijken komen te staan.

Uiteindelijk is warmte maken van afval geen duurzame keuze, zegt Welink. ‘Je kunt afval verbranden en de restwarmte op papier CO2-neutraal noemen. Maar je kunt ook helemaal circulair gaan, meer belasting heffen op plastic, inzetten op hergebruik en warmte opwekken met warmtepompen en zonnepanelen. Dat is echt hernieuwbaar en levert een veel grotere CO2-besparing op.’

Andere bedrijven die restwarmte gaan leveren aan Warmtelinq zijn in beeld, maar namen worden vanwege commerciële belangen niet genoemd. Voor de hand ligt dat straks olieraffinaderijen worden aangesloten. Ook dat is problematisch, zegt econoom Walter Manshanden, expert op het gebied van stedelijke economie. ‘De infrastructuur van Warmtelinq leg je aan voor dertig jaar, maar die fossiele bedrijven zullen uiteindelijk verdwijnen uit de Rotterdamse haven. Ze zitten er vanwege de beschikbaarheid van goedkoop gas. Als Europa overstapt op elektriciteit, verdwijnt de basis van hun verdienmodel. Moeten we dan olie en steenkool blijven verbranden alleen voor de restwarmte?’ Je nu vastleggen op een dure infrastructuur voor dertig jaar, terwijl de warmtebronnen moeten verduurzamen en misschien wel verdwijnen, is volgens Manshanden een groot risico.

Dat probleem ziet de provincie Zuid-Holland als groot voorstander niet. ‘De haven zal verduurzamen’, zegt gedeputeerde Jeannette Baljeu op de binnenplaats van het provinciehuis. ‘Ook bij duurzame processen zal altijd warmte blijven vrijkomen. Het maken van groene waterstof, het recyclen van afval, dat blijven warmtebronnen ook voor de verdere toekomst.’

‘Lig er nog wakker van

En dan de warmteleiding zelf. Het idee is dat die wordt aangelegd en beheerd door Gasunie. Van de Rotterdamse haven gaat de pijp via het Westland naar Den Haag, bij Rijswijk komt een aftakking naar Leiden. Alles bij elkaar zo’n vijftig kilometer. Gasunie rekent op een investering van vijfhonderd miljoen euro. Die kosten kunnen uit de hand lopen, waarschuwt Alfons van Marrewijk, hoogleraar construction cultures aan de TU Delft. Hij is expert in ondergronds bouwen, wat veel complexer is dan bovengronds. ‘Denk aan de Noord/Zuidlijn in Amsterdam. Je kunt niet goed in de bodem kijken, dus je weet niet welke obstakels je tegenkomt. Warmtelinq gaat veertig kilometer onder grotendeels bebouwd gebied door. We weten van vergelijkbare projecten dat de kosten dan al gauw vijftig tot honderd procent hoger uitvallen dan aanvankelijk begroot.’

Een groot probleem is volgens Van Marrewijk dat die risico’s niet beprijsd zijn. ‘Het lijkt erop dat Gasunie carte blanche krijgt om die leiding aan te leggen. Als het duurder wordt? Dan betaalt de gebruiker wel, of de belastingbetaler. Maar daarover moet je van tevoren een betere politieke discussie voeren. Je hebt te maken met botsende waarden. Niemand is tegen verduurzaming, maar betaalbaarheid is ook belangrijk. We moeten oppassen dat we niet in een discours komen van veranderen om het veranderen.’
Ook de Algemene Rekenkamer waarschuwt voor oplopende kosten. In een rapport over de rol van staatsbedrijven als Gasunie in de energietransitie schrijven de onderzoekers dat onduidelijk is hoeveel CO2-uitstoot Warmtelinq nu eigenlijk bespaart, en hoe duur de pijp wordt.

Volgens Gasunie is het project inmiddels voor een vast bedrag aanbesteed en zijn de zorgen van de Algemene Rekenkamer niet gegrond. De onlangs afgezwaaide projectdirecteur Guido Custers van Warmtelinq bevestigt dat er geen commerciële businesscase is opgesteld. ‘We hebben een raming gemaakt, maar als we nog hobbels tegenkomen, wordt dat meegenomen in het tarief. Dat wordt pas bepaald als alles klaar is en we weten wat het allemaal heeft gekost.’ Custers zelf denkt dat het met de kostenoverschrijding wel mee zal vallen. ‘Gasunie heeft al vijftienduizend kilometer gasleiding gelegd in Nederland. We weten inmiddels wel hoe dat moet. Onze verwachting is dat we het project binnen de begroting zullen afronden.’

Warmtelinq vormt echter alleen de hoofdader. Het is vervolgens aan commerciële warmtebedrijven als Eneco en Vattenfall om van daaruit de distributienetten aan te leggen en de warmte in de huizen te krijgen. Warmtelinq wordt een open systeem. Dat wil zeggen dat iedere aanbieder van warmte zich erop mag aansluiten, ook de kleinere lokale partijen.

‘Dat klinkt mooi, maar in de praktijk gaat dat niet werken’, zegt Gerd-Jan Otten. De 68-jarige ex-Shell-medewerker houdt zich als zelfstandig ondernemer bezig met de ontwikkeling van lokale, duurzame warmte. ‘Hier onder de grond loopt een buis met gezuiverd rioolwater die zo breed is dat we er samen gearmd doorheen kunnen lopen’, gebaart hij wandelend door de Haagse wijk Duindorp. Die leiding loopt van de rioolwaterzuiveringsinstallatie zo een paar kilometer de zee in. Hij wijst richting de duinen aan het eind van de Houtrustweg. ‘Iedere dag vloeit er tweehonderdduizend kuub warm water doorheen, dat zo in de zee verdwijnt. Die warmte kunnen we gebruiken om, afhankelijk van de isolatie, tot twintigduizend huizen te verwarmen. Dat is duurzamer dan restwarmte uit de haven, want er komt geen fossiele brandstof bij kijken en er hoeft geen kilometerslange dure pijplijn voor worden aangelegd.’

Helaas voor Otten haalde het plan het niet. ‘Dat ligt mede aan de komst van Warmtelinq’, stelt hij. ‘De temperatuur van het water uit de Botlek is 120 graden, dat van het rioolwater slechts twintig. Om dat te kunnen gebruiken, moet je het water eerst opwarmen tot die hoge temperatuur. Dat kost te veel geld en energie.’

Eneco kan zich daar niet in vinden. ‘Otten doet alsof er een soort tegenstelling is’, zegt Jinny Moe Soe Let, city manager warmte Den Haag bij Eneco. ‘Met lage temperatuur-warmte zoals uit rioolwater kun je de meeste huizen niet verwarmen. Die zijn daarvoor niet goed genoeg geïsoleerd. Maar zijn oplossing kan prima bestaan naast een warmtenet op hoge temperatuur.’ Volgens Otten klopt dat niet. ‘Als een overheid ergens tweehonderd miljoen subsidie in heeft gestopt, is daar voor lokale initiatieven niet meer tegenop te concurreren.’ De bank heeft de financiering voor Ottens plan inmiddels stopgezet.

Al bijna een jaar komen ze elke maand samen. De energiecooperatie Vrijstad wil al pratend en polderend een ‘optimaal’ windpark bouwen waar iedereen achter staat. Buurtbewoners hopen dat het hele proces ertoe leidt dat ze niet zes grote windmolens in hun achtertuinen krijgen, maar hooguit drie. Of desnoods vier. ‘Achteraf ging ik er te naïef in, ik lig er soms nog wakker van.’

Bron:
Adobe, Warmtelinq wordt een kilometerslange ondergrondse pijpleiding.

100-0 achter

Kleine spelers die van onderop met nieuwe ideeën komen, zoals Ottens warmterivier, zijn cruciaal voor innovatie, zegt econoom Walter Manshanden. ‘Bedrijven gaan niet vanzelf innoveren. Concurrentie dwingt ze om goedkopere en duurzamere systemen te ontwikkelen. De overheid moet zorgen dat die innovatie kan landen. Met het grootschalig van bovenaf uitgerolde plan voor Warmtelinq maakt de overheid de verkeerde keuze.’Uiteindelijk heeft innovatie het vermogen het oude te vernietigen en bestaande belangen en verdienmodellen te vervangen. Volgens Manshanden is dat de grote angst van de energiesector. ‘Als iedereen zelf kleinschalig thuis in zijn energiebehoefte voorziet, raken energiebedrijven hun verdienmodel kwijt.’

Dat verdienmodel lijken de energiebedrijven sowieso kwijt te raken. Op 21 oktober 2022 liet Klimaatminister Rob Jetten een bom ontploffen in warmteland. Hij kondigde aan dat alle warmtenetten in de toekomst een publieke meerderheidsaandeelhouder moeten hebben. Dat kunnen gemeenten zijn, maar ook ondernemingen waarvan de overheid aandeelhouder is, zoals netwerkbedrijven Stedin en Enexis. Het idee is dat gemeenten zo meer zeggenschap krijgen over de warmtetransitie en dat er meer draagvlak ontstaat bij burgers.

Op de achtergrond speelt geld ook een rol. Als aandeelhouders ontvangen gemeenten straks ook de winsten van de warmtebedrijven. De commerciële energiebedrijven reageerden woedend op Jettens besluit. Vattenfall kondigde aan niet meer in warmtenetten te investeren, Eneco gaat het van geval tot geval bekijken.

Of een commercieel bedrijf of een publieke onderneming nu eigenaar van het warmtenet is, maakt volgens econoom Manshanden niet zoveel uit, het blijft een monopolie. ‘En daar hebben economen een hekel aan. Ze ontnemen bewoners de keuze om op een efficiëntere manier hun huis te verwarmen. Die mogelijkheden zijn er, met warmtepompen en zonnepanelen. En door innovatie wordt die optie steeds betaalbaarder.’

Manshanden vreest net als het Haagse VVD-raadslid Chris van der Helm dat vooral mensen in de armste wijken de pineut zijn. ‘Zo’n warmtenet werkt namelijk het beste in wijken waar mensen in kleinere huizen dicht op elkaar wonen. In villawijken is het niet rendabel.’

Al deze bezwaren – duurzaamheid, kosten, verdrukken van alternatieven en het monopolistische verdienmodel – zijn onderdeel van een politieke afweging. In de Haagse raad voelden de volksvertegenwoordigers uiteindelijk weinig voor een pijplijn met restwarmte uit de haven. De provinciale politiek is veel positiever. Maar dat lijkt vooral te komen doordat Zuid-Holland met een ander dossier in zijn maag zit.

In 2006 richtte de provincie samen met de gemeente Rotterdam, het Havenbedrijf en woningcorporatie Woonbron het Warmtebedrijf Rotterdam op. Toen al was het doel duurzame restwarmte te benutten voor het verwarmen van huizen, vooral in Rotterdam. Dat liep uit op een fiasco. Het Warmtebedrijf moest miljoenen afschrijven op investeringen in nooit gebruikte apparatuur en sloot een wurgcontract met afvalverwerker AVR. Voor tientallen jaren zat het Warmtebedrijf vast aan enorme volumes warmte, waar het wél bij AVR voor moest afrekenen, maar waar het geen klanten voor had. En huiseigenaren verplicht van het gas af halen en op het net van het Warmtebedrijf aansluiten, was wettelijk geen optie.

Na jarenlang rode cijfers schrijven leek het Warmtebedrijf een oplossing te hebben: een leiding naar Leiden. Dan zou de gascentrale bij de Leidse binnenstad dicht kunnen en worden vervangen door restwarmte uit de Rotterdamse haven. Het sloot mooi aan bij de plannen die de provincie al veel langer had voor de aanleg van een ‘warmterotonde’ die heel Zuid-Holland van restwarmte kon voorzien. Ook de Heinekenbrouwerij, op de route in Zoeterwoude, deed mee. ‘Zuid-Holland als duurzaam voorbeeld van wereldklasse’, ronkte een promotiefilmpje. Wel was er een speciaal provinciaal warmtefonds nodig om een groot deel van de investering te doen.

En daar ging het mis: het Warmtefonds betaalde geen euro. De businesscase was te onzeker, vond het bestuur. En Brussel zou het rechtstreeks verstrekken van subsidies kunnen uitleggen als ongeoorloofde staatssteun.

Wederom had het Warmtebedrijf op de troepen vooruitgelopen en de contracten met Vattenfall om de warmte in Leiden te leveren, definitief gemaakt. Zo ontstond de bizarre situatie dat het Warmtebedrijf Rotterdam zowel een warmtebron (AVR) had in Rotterdam als een klant (Vattenfall) voor die warmte in Leiden, maar geen pijplijn om die twee aan elkaar te koppelen.
Daardoor zat de provincie met een probleem. Zuid-Holland had al een ‘comfort-letter’ afgegeven aan het Zweedse moederbedrijf van Vattenfall met de boodschap dat het wel goed zou komen met de financiering van de pijp. Zo zat de provincie juridisch en financieel in de tang bij Vattenfall, dat claims zou kunnen neerleggen bij het Warmtebedrijf en de provincie en gemeente Rotterdam als aandeelhouders, vanwege het niet leveren van Rotterdamse havenwarmte.

Het verklaart de opluchting in de provinciepolitiek begin juni dat dit dossier opgelost lijkt te worden met de aanleg van Warmtelinq. Vattenfall neemt de aandelen in het Warmtebedrijf Rotterdam over. De provincie stopt 81 miljoen euro subsidie in de leiding naar Leiden. Naar buiten wordt vooral de nadruk gelegd op de duurzame boodschap: 170.000 huizen van het gas af. Voor de tegenargumenten die de Haagse gemeentepolitiek zo huiverig maken voor Warmtelinq is in de Provinciale Staten minder aandacht. De provincie zat simpelweg in de tang bij een Zweedse energiereus. ‘We stonden 100-0 achter tegen Vattenfall’, vat Statenlid Caroline Persenaire van Groep Otten het samen. Veel meer kunnen de provinciale volksvertegenwoordigers er in het openbaar niet over kwijt. Nagenoeg alle stukken in het Warmtelinq-dossier zijn geheim verklaard.

Gedeputeerde Baljeu erkent dat de provincie van het Warmtebedrijf en de probleemcontracten af wilde. Maar ze benadrukt dat de provincie met Warmtelinq een dubbele doelstelling heeft. ‘We willen als provincie een warmtetransportnet in Zuid-Holland, om meer huizen en bedrijven te verwarmen met restwarmte. Dat wilden we al in 2015. Daarnaast wilden we als aandeelhouder uit het Warmtebedrijf Rotterdam stappen. Beide hebben we gerealiseerd met de overdracht van de aandelen aan Vattenfall en de subsidie aan Gasunie.’

De opluchting bij de provincie wordt mede mogelijk gemaakt door de nieuwe Warmtewet die in de maak is. Want waarom zou er voor Warmtelinq ineens wel een sluitende businesscase bestaan, terwijl de eerdere leiding naar Leiden niet uit kon? Waarom zou de nieuwe pijp straks wel genoeg klanten trekken? En waarom mag een overheid wel subsidie in Warmtelinq stoppen, waar dat bij Warmtebedrijf Rotterdam nog als mogelijke staatssteun werd gezien?

Saskia Lavrijssen, hoogleraar regulation and governance of network industries, is gespecialiseerd in de regulering van de energiemarkt. Op de Universiteit Tilburg legt ze uit hoe dat zit. ‘In de huidige Warmtewet is geregeld dat warmteklanten nooit meer betalen dan de gasprijs. In de nieuwe Warmtewet wordt de warmteprijs gekoppeld aan de reële kosten voor de levering van warmte. Vallen die kosten hoger uit dan geraamd, dan betaalt de gebruiker dat verschil.’

Onder de huidige wetgeving kan een eigenaar van een bestaande woning daar nog makkelijk onderuit komen. De overheid kan huizenbezitters niet verplichten de gasketel de deur uit te doen. Ook dat verandert. De nieuwe Warmtewet krijgt namelijk een zogeheten zachte aansluitplicht. ‘Komt er een warmtenet bij je in de buurt, dan is aansluiten verplicht, tenzij je zelf met een minstens zo duurzaam alternatief komt. De voorwaarden daarvoor bepaalt je gemeente’, legt Lavrijssen uit.

Maar wie een alternatief voor Warmtelinq zoekt, zal het lastig krijgen. Want volgens Europese regels is de Botlekpijp CO2-neutraal. Zelfs als de warmte afkomstig is van een olieraffinaderij, is het op papier een CO2-vrij restproduct. Een warmtepomp met zonnepanelen is in die logica minder duurzaam – want die verbruikt deels grijs opgewekte stroom. Zo kunnen gemeenten bewoners met zachte dwang richting een aansluiting op het warmtenet duwen.

Een tweede opsteker voor de provincie en de energiebedrijven is dat de overheid in de nieuwe Warmtewet bedrijven kan aanwijzen als bedrijf van algemeen economisch belang. ‘En dan kan een overheid makkelijker subsidies verstrekken, zonder dat Europa dat zal zien als staatssteun’, zegt Lavrijssen. Zo’n bedrijf krijgt dan de taak ervoor te zorgen dat iedere Nederlander betaalbare warmte krijgt. In principe komen ook private bedrijven daarvoor in aanmerking. Alleen ligt dat volgens Lavrijssen niet altijd voor de hand. ‘De subsidie kan dan weglekken naar de commerciële tak van de onderneming.’ Voor Eneco zou dat mogelijk een groter risico zijn, omdat dat bedrijf niet zo streng gereguleerd wordt als het staatsbedrijf Gasunie.

Zo zorgt de nieuwe Warmtewet voor een sluitende businesscase en een uitweg voor de wurgcontracten die het Warmtebedrijf Rotterdam afsloot met AVR. ‘Wat burgers en bedrijven in de portemonnee merken van de kosten van het inschakelen van deze staatsbedrijven is echter nog grotendeels onbekend’, merkt de Algemene Rekenkamer op. Hoe hoog de kosten ook uitvallen, met de nieuwe Warmtewet kunnen ze worden afgewenteld op de aangesloten huishoudens of, via subsidies, op de belastingbetaler.

De nieuwe Warmtewet biedt overheden een instrument om weer terug te keren naar een centraal georganiseerd warmtesysteem. Volgens econoom Walter Manshanden is dat een verkeerde ontwikkeling. ‘Het ideaalbeeld van energietransitie is dat je van een centrale vorm van energievoorziening naar een decentrale gaat. Waarbij mensen zelf voor bijvoorbeeld zonnepanelen en een warmtepomp kiezen. Kies je voor decentraal, dan werk je vraagreductie (door isolatie), innovatie en kostenbesparing in de hand. Kies je voor centraal geleide warmtenetten, dan loop je het risico dat de warmtetransitie aan Zuid-Holland voorbijgaat. Dan zorg je ervoor dat de grote, monopolistische energiebedrijven hun kassa er weer tussen kunnen zetten.’ Manshanden noemt het de Nederlandse VOC-mentaliteit, waarbij het bedrijfsbelang voorgaat boven het algemeen belang. ‘Alleen hebben we geen koloniën meer om uit te persen, dus doen we het maar met onze eigen bevolking.’

Dit onderzoek werd mede mogelijk gemaakt door het Zuid-Hollands Mediafonds en verscheen ook bij De Groene Amsterdammer.

Nieuwsgierig? duik in
onze dossiers

Steun ons!

Om meer onderzoeksjournalistiek mogelijk te maken,
kun je ons steunen door een bedrag te doneren.

Steun ons met een bijdrage